briekshallen, magazijnen, oude boerderijen en
dergelijke; zij hebben vaak zeer grote opper
vlakten aan verkoopruimte. In vele gevallen is
voldoende parkeergelegenheid vrij goedkoop
ter beschikking. De inrichting, het uitstallings-
meubilair enzovoort, is doorgaans zeer sober.
De verkoop bestaat voor een groot gedeelte
uit voedings- en genotmiddelen, en geschiedt
in zelfbediening. Meestal verschilt het assor
timent niet veel van dat van de normale su
permarkten, maar hierin kan in de nabije toe
komst zeker nog verandering komen.
Cortcurrentieverscherping
Om na te gaan of de normale verkoopkanalen
concurrentie ondervinden van de nieuwe ver-
bruikersmarkten heeft het Economisch Insti
tuut voor het Midden- en Kleinbedrijf een on
derzoek in een bepaald gebied ingesteld.
Hierbij werd aan de hand van verklaringen
van ondernemers duidelijk, dat de betrokken
verbruikersmarkten een duidelijke invloed
hadden uitgeoefend op de concurrentieverhou
dingen. Uit de cijfers bleek ook dat na de
opening van de verbruikersmarkten de omzet
cijfers van de onderzochte bedrijven waren
achtergebleven bij de landelijk gemiddelde
cijfers.
Aangezien het omzetverlies van de deelne
mende zaken (levensmiddelen) veel kleiner
was dan de omzet van de verbruikersmarkten,
constateerde men dat de vraag van de ver
bruikersmarkten ten koste moest gaan van,
ofwel buiten het onderzochte gebied liggende
bedrijven, ofwel ten koste van grootwinkelbe
drijven. Bij een nadere analyse van het onder
zoek is men - bij het EIM - geneigd te veron
derstellen dat de verbruikersmarkt voor het
grootwinkelbedrijf een grotere concurrent is,
dan voor de zelfstandige detailhandel. Deze
veronderstelling berust op het feit dat zowel
de verbruikersmarkten als het grootwinkelbe
drijf zijn kracht ontleent aan een lage-prijzen-
imago.
Cash and carry en overheid
Wellicht ingegeven door de grote bezwaren
die aan de nieuwe vormen van detailhandel
zijn verbonden, heeft het Centraal Instituut
voor het Midden- en Kleinbedrijf in een brief
aan de gemeenteraden van Nederland uiting
gegeven aan haar bezorgdheid over de wijze
waarop in sommige gemeenten de vestiging
van een cash and carry-bedrijf tot stand komt.
De indruk bestaat, aldus het instituut, dat som
mige gemeentebesturen geneigd zijn de op
richting van cash and carry-bedrijven te ani
meren. Dat gebeurt dan soms door het ver
lenen van verkeerstechnische faciliteiten, door
het beschikbaar stellen van grond op extra
gunstige condities en door het minder strin
gent toepassen van voorschriften. Vooral bij
partiële wijziging van bestemmingsplannen
kan dat gemakkelijk gebeuren. Het instituut
dringt er bij de gemeenteraden op aan er
zorgvuldig voor te waken, dat het principe van
'gelijke kansen' voor alle bedrijfsvormen, dat
aan het beleid van de rijksoverheid ten grond
slag ligt, ook richtsnoer zal blijven voor het
gemeentelijk beleid. Ook acht het instituut gro
te voorzichtigheid geboden bij de vestiging
van cash and carry-bedrijven in of in de nabij
heid van het verzorgingsgebied van nieuwe
winkelcentra. Dit verzoek vertaalt eigenlijk de
bezwaren van de detailhandel. En deze zijn
inderdaad aanwezig. Winkelbedrijven in de
509