Na de devaluatie van de Franse frank, waar
door de eenheid in de Europese landbouw
ernstig in gevaar kwam, is de revaluatie van
de Duitse mark een feit geworden. De eerste
stap naar de opwaardering van de mark was
het loslaten van een vaste wisselkoers. Om
dat dit de positie van de Duitse boeren in
gevaar bracht, werd hierbij tevens een heffing
op de invoer en een subsidie voor de uitvoer
van agrarische produkten ingesteld. Dit alles
geschiedde buiten de Europese Commissie
om, die dan ook de maatregelen ingetrokken
wenste te zien. De invoerheffing zou ernstige
gevolgen kunnen hebben voor de Nederlandse
agrarische export, waarvan rond 40 procent
naar Duitsland gaat.
De Europese Ministerraad is tot overeenstem
ming gekomen over de te treffen maatregelen.
Deze werden door de Europese Commissie
verder uitgewerkt. De invoerheffingen zou
den maximaal vijf procent bedragen voor pro
dukten waarvoor in Duitsland een interventie-
of aankoopprijs op basis van de EEG-markt-
verordeningen van toepassing is. Voor hier
van afgeleide of verwerkte produkten mocht
de heffing maximaal gelijk zijn aan de invloed
hierop van de heffing op de basisprodukten.
Wanneer het verschil met de officiële wissel
koers tussen de mark en de dollar minder be
droeg dan vier procent of meer dan zes pro
cent, behield de Europese Commissie zich het
recht voor de hoogte van de heffingen aan te
passen. Verder werd nog bepaald dat het hef
fingsbedrag niet geheven mocht worden wan
neer het van weinig betekenis is.
Nu de Duitse mark weer tot een vaste koers
is teruggekeerd, onderhandelt men over de te
treffen nieuwe maatregelen.