Lardinois niet onredelijk voor. Aan deze nor
men mag echter geen al te absolute betekenis
worden toegekend. Van wezenlijk belang is
immers de noodzakelijke omzetcapaciteit per
bedrijf en per man. Een meer gevarieerde aan
pak, die beter aansluit op de wegen die thans
worden gevolgd, namelijk verbetering van de
bestaande bedrijfsstructuur, lijkt de minister
beter.
De bewindsman is van mening dat het stand
punt van de Commissie inzake bedrijfsvergro-
ting te eenzijdig is. Hij verwacht dat de be-
drijfsvergroting voor een belangrijk deel langs
een andere bedding zal verlopen dan door de
Commissie wordt aangegeven, met name door
het scheppen van verticale banden met de ver
werkende industrie en de grondstoffenleve-
ranciers alsmede door het tot stand brengen
van gespecialiseerde loonbedrijven, werktui
gencoöperaties en bedrijfsverzorgingsdien-
sten. De verticale integratie zou vooral van
belang zijn in verband met de zekerheid voor
de afzet van produkten. In de nota wordt be
twijfeld of door het vormen van grotere be
drijven de ondernemers beter in staat zullen
zijn te reageren op de veranderingen op de
markt. Zelfs als het aantal bedrijven tot een
derde terugloopt valt nog te betwijfelen of er
anders dan thans op prijsveranderingen zou
worden gereageerd. Ook op deze bedrijven zal
getracht worden de groeiende produktiecapa-
citeit van de arbeid volledig te benutten door
de produktie te intensiveren en aldus een
hoger inkomen te verkrijgen.
De minister verwacht dat een brede verticale
integratie van het landbouwbedrijf met de vol
gende schakels in de produktiekolom een gro
tere bijdrage tot een meer evenwichtige markt
verhouding zal leveren.
Ten aanzien van factoren van juridische en
fiscale aard, voorzover die bij de bedrijfsver-
groting een rol spelen, is de minister van me
ning dat moet worden nagegaan in hoeverre
deze belemmerend werken op de verandering
in de bedrijfsstructuur. Vooral de fiscale be
lemmeringen bij sanering en bedrijfsover-
dracht zullen moeten worden weggenomen.
Afvloeiing uit de landbouw
Voor de afvloeiing van arbeidskrachten uit de
landbouw zal een voldoende vervangende
werkgelegenheid in andere sectoren van door
slaggevende betekenis zijn. In de werkgele
genheidssituatie buiten de landbouw consta
teert men dat de opnamecapaciteit van de in
dustrie haar maximale omvang heeft bereikt.
Als gevolg van diepte-investeringen neemt het
aantal mensen in de industrie af en zal vooral,
ongeschoold personeel in de toekomst wel
licht minder gemakkelijk opgenomen kunnen
worden. De dienstensector vertoont echter
een krachtige toeneming van het aantal ar
beidsplaatsen. Over de door de Commissie
geraamde kosten van 7 miljard ofwel 55.000
gulden per arbeidsplaats, merkt de minister op
dat dit bedrag gezien de technologische voor
uitgang aan de krappe kant is. Men moet er
echter rekening mee houden dat het aantal te
scheppen arbeidsplaatsen minder groot be
hoeft te zijn dan men verwacht. Immers, steeds
meer agrarische jongeren zullen met een be
roep buiten de landbouw vertrouwd worden
c.q. vertrouwd moeten worden gemaakt.
Verder is zoals gezegd de gemiddelde leeftijd
aanzienlijk hoog, hetgeen een spontane af
vloeiing met zich mee zal brengen. Voor iedere
arbeidsplaats in de industrie is er een nodig
491