dreigt vast te lopen binnen de enge grenzen van de te klein geworden bedrijven. Areaalver groting per bedrijf blijkt noodzakelijk. Ener zijds om de bewerkingscapaciteit per arbeider te doen toenemen en anderzijds om het uit wijken naar intensieve produktierichtingen af te remmen. Kritische kanttekeningen Uit de nota blijkt dat de Nederlandse land bouwminister zich over het algemeen verenigt met de uitgangspunten van het memorandum. Toch plaatst hij een aantal kritische kantteke ningen, waarvan er enkele nogal diep gaan en van een andere, meer optimistische visie op de maatschappelijke ontwikkeling blijk ge ven. De situatieschets in het memorandum vindt de minister te somber en in nogal onge nuanceerde termen vervat. Een schets die in ieder geval geen recht doet aan de dynami sche ontwikkelingen in de landbouw; onder andere getuige de aanzienlijke migraties naar andere beroepen. De hoge gemiddelde leeftijd van de landbouwondernemer acht de minister geen negatieve factor. Hierdoor zou wellicht de nodig geachte afvloeiing van personen uit de landbouw zich op een meer spontane manier voltrekken - bijvoorbeeld door het be reiken van een bepaalde leeftijdsgrens - dan de Europese Commissie zich voorstelt. De bewindsman is het niet met het besluit van de Commissie eens, de prijsvoorstellen voor het seizoen 1969-1970 te binden aan het gehele pakket van maatregelen zoals dat door de Commissie ten aanzien van het structuur beleid is voorgesteld. De stellige indruk be staat, dat hiermee tekort wordt gedaan aan de in het markt- en prijsbeleid besloten moge lijkheden corrigerend te werken ten aanzien van de markt. Aan de hand van een overzicht van het pro- duktieverloop van een aantal landbouwpro- dukten constateert de minister dat het ont staan van overschotten mede wordt beïn vloed door de prijsrelaties tussen de verschil lende produktiesectoren. Deze prijsverhou dingen komen voor herziening in aanmerking, hetgeen betekent dat het markt- en prijsbeleid een belangrijke functie zal moeten vervullen voor het herstel van het marktevenwicht. Het lijkt daarom niet juist dit laatste in hoofdzaak van het structuurbeleid te verwachten. Tenslotte gaat de minister in op de relaties met derde landen. Het memorandum zegt hierover weinig. Toch zou de EEG bij kunnen dragen tot een meer evenwichtige wereldmarkt door markten waar overschotten bestaan te stabili seren. In dat opzicht zou men - zeker voor lopig - meer mogen verwachten van het markt en prijsbeleid dan van het structuurbeleid. Hoewel de gemeenschap meer dan dit soms nu het geval is, haar medeverantwoordelijk heid voor de wereldomvattende landbouwpro blemen moet beseffen, betekent dit natuur lijk niet dat het slechts moeizaam op gang komen van internationale regelingen alleen aan de EEG te wijten is. De minister wijst in dit verband op de verregaande voorstellen van de Gemeenschap in het kader van de Ken- nedy-ronde. De middelen Bedrijf svergroting De door de Commissie genoemde normen voor de oppervlakte en de bedrijfsomvang in het kader van de bedrijfsvergroting, komen ir. 490

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1969 | | pagina 12