Al eerder gingen in België stemmen op voor contingentering van de produktie. Men wil de korting die op de producentenprijzen wor den toegepast bestemmen voor de afzetpropa- ganda. West-Duitsland De meeste kritiek op het plan van de Europese Commissie is van Westduitse zijde gekomen; zowel van de landbouwminister Hoecherl als van de Duitse boerenorganisaties. De kritiek van de minister is vervat in een officieel rap port van de Bonds-regering. Allereerst moet opgemerkt worden dat de kritiek van Hoecherl met een korreltje zout moet worden genomen en wel om twee rede nen. In de eerste plaats zijn in West-Duits- land de verkiezingen aanstaande, zodat het geen kwaad kan als de boeren weten dat ook de minister van Landbouw het niet helemaal met Mansholt eens is. Verder heeft minister Hoecherl al in 1968 een plan gelanceerd voor de Westduitse landbouw en daar kan hij nu moeilijk van afwijken. Wij willen niet zeggen dat de kritiek ongefundeerd zou zijn. In grote lijnen komt de kritiek erop neer, dat de West duitse regering betwijfelt of de geopperde structuurmaatregelen wel een zo gunstig effect op de overproduktie zullen hebben als de Commissie het voorstelt. Tegenover het ge forceerde karakter van het Plan Mansholt stelt minister Hoecherl een meer natuurlijke evolutie. Ook vindt hij het plan te globaal, ter wijl het onvoldoende rekening houdt met de regionale verschillen en mogelijkheden. Duits land maakt verder bezwaar tegen de ulti matieve toon die uit het plan spreekt; het voortbestaan van de EEG zou ervan afhanke lijk zijn. De financiële consequenties van de Commissie-voorstellen zijn, zelfs indien de uitgaven binnen de ramingen blijven, nauwe lijks te dragen; terwijl Bonn bovendien vreest dat West-Duitsland een onevenredig groot deel bij zal moeten dragen. De Westduitse mi nister van Landbouw ziet verder twee lacunes in het memorandum. In de eerste plaats ontbre ken beschouwingen over de handel met ande re landen. Deze moet volgens Duitsland in stand blijven. Verder heeft de Commissie bij het prijsbeleid geen aandacht besteed aan de verschillen in het sociaal- en subsidiebeleid van de verschillende lidstaten. In Frankrijk waar het inkomen in de landbouw voor vijftien procent uit subsidies en sociale bijdragen be staat, zal bij een prijsverlaging de invloed hier van op het inkomen minder zijn dan in West- Duitsland, waar slechts acht procent van het agrarische inkomen van de overheid afkomstig is. Reeds eerder maakte de landbouwminister Hoecherl plannen bekend om het melkover schot in de EEG te slijten. Hij stelt voor een globaal EEG-contingent vast te stellen ter grootte van de melkleveranties in het melk- jaar 1968/1969. Als deze hoeveelheid over schreden wordt, moeten de producenten een heffing betalen die het afzetverlies van de overschotten moet compenseren. Bij volledige opheffing van het melkveebedrijf moet de boer een slachtpremie van 400 tot 600 mark betalen. Binnen twee a drie jaar zal dan de ge produceerde hoeveelheid melk ongeveer ge lijk zijn aan de verbruikte. Om de afzet van boter te stimuleren stelt Hoecherl een prijsver laging van ongeveer tien procent per kilogram voor. Verder denkt hij aan het propageren van het schoolmelkverbruik en het stimuleren van 474

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1969 | | pagina 56