Het is voor mij de vraag in hoeverre de bran chevervaging als zodanig is bedoeld dan wel een onafwendbaar gevolg is geweest van de maatschappelijke ontwikkeling. De 'veralge mening' van de boerenleenbanken is stellig veroorzaakt door het laatste. Noch de struc tuur noch de werking van de boerenleenban ken zijn veranderd. Zij hebben wel veel meer mogelijkheden gekregen. Kredietverlening voor de woningbouw bijvoorbeeld heeft altijd in de sfeer van de boerenleenbanken gelegen; alleen waren de middelen daartoe niet altijd beschikbaar. De deelname van de boerenleen banken aan het girale betalingsverkeer en het openen van nieuwe mogelijkheden voor kre dieten zowel voor bedrijf als gezin zie ik ook uitsluitend als een gevolg van die maatschap pelijke ontwikkeling, waarop de boerenleen bank evengoed - zo niet meer dan andere bankinstellingen - heeft willen en moeten rea geren. De welvaartsstijging heeft bij bepaalde groepen ook een grotere vraag doen ontstaan naar meer gespecialiseerde bankdiensten. Wij zouden kunnen stellen, dat dit alles geen prin cipiële verandering bij de boerenleenbanken teweeg heeft gebracht maar dat zij als het ware geroepen werden om maximaal in te spe len op de maatschappelijke ontwikkeling die wel wordt aangeduid als die van de welvaarts staat; daarbij hebben boerenleenbanken en raiffeisenbanken het voordeel gehad van hun van oudsher sterk gedecentraliseerde appa raat. Voor zover er sprake is van een bran chevervaging zie ik die niet bij de boeren leenbanken maar veel eerder bij de handels banken. Deze hielden zich oorspronkelijk uit sluitend bezig met wat ik zou willen noemen 'wholesale banking', terwijl zij in de laatste jaren hun activiteiten hebben uitgestrekt tot 'retail banking' en tot het gebied van de spaarbank en van het middellang krediet. Juist door hun 'retail banking' en hun functie van spaarbank zijn de boerenleenbanken in het verleden veel meer algemeen geweest dan de handelsbanken. De traditionele spaar banken geven eveneens een nieuwe ontwik keling te zien. Ook zij hebben hun activiteiten uitgebreid tot het betalingsverkeer, tot het ver richten van kassiersfuncties voor bedrijven en instellingen en dergelijke en ook ten aanzien van deze banken zou dus van brancheverva ging kunnen worden gesproken. Hoewel wij van mening zijn dat de boerenleen banken niet van karakter veranderd zijn, heeft naar aanleiding van de uitbreiding van de meer algemene vormen van dienstverlening de vraag, of wij onder dezelfde naam moeten blijven werken, meermalen een punt van be spreking uitgemaakt. Wij komen echter telkens tot een negatieve beantwoording hiervan. Het is namelijk onze ervaring dat juist de naam boerenleenbank traditioneel en ook op de dag van vandaag nog het meest typerend is voor de coöperatieve landbouwkredietbanken. Nog altijd bestaat de neiging de coöperatieve land bouwkredietbanken algemeen met de naam boerenleenbank aan te duiden. Wij beschou wen het echter als een gezonde ontwikkeling dat, nu er eenmaal twee coöperatieve krediet organisaties bestaan, deze zich duidelijk in naam onderscheiden. Hierin is voor de land bouwkredietorganisatie van Eindhoven mede een reden gelegen, nu de banken van Utrecht zich praktisch overal zijn gaan presenteren als raiffeisenbank, om de naam boerenleenbank aan te houden. Uniformiteit binnen de groep is ook van belang voor de collectieve propagan da. In de reclame voor de boerenleenbank als 428

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1969 | | pagina 10