de inkomens groeit de koopkracht van brede lagen van de bevolking. Dit brengt mee dat niet alleen de besparingen maar ook de kre- dietvraag toeneemt. Tevens eist de welvaarts stijging van het bankwezen een dienstverle ning van hoge kwaliteit. Een andere belangrijke factor voor de veran deringen die zich in het bankwezen voltrek ken is de toenemende rationalisering en me chanisering in de administratie en het reke ningwezen van de onderneming. Meer en meer gaat de girale uitbetaling het loonzakje ver vangen. Langs deze weg komen duizenden nieuwe cliënten met bankinstellingen in con tact. Deze stroomversnelling is in ons land nog bevorderd door de vrije concurrentie, die voor het Nederlandse bankwezen altijd ken merkend is geweest. Voor vestiging van hoofd- en bijkantoren is alleen een bouwver gunning nodig. De condities worden in vrije concurrentie tussen de verschillende krediet instellingen bepaald. Deze concurrentie heeft branchevervaging in het bankwezen in de hand gewerkt. Van Campen constateert dat de geschetste maatschappelijke ontwikkeling geen afbreuk heeft gedaan aan de essentiële grondslagen en de traditionele werking van het landbouw kredietwezen. De kenmerkende eigenschap pen van de structuur en de organisatie van het landbouwkredietwezen waren van dien aard dat er een constructieve wisselwerking plaats kon vinden tussen de behoefte aan meer en hoger gekwalificeerde bankdiensten enerzijds en de groei en ontwikkeling van het bankap- paraat anderzijds. De genoemde ontwikkeling maakt de handels banken, spaarbanken en landbouwkredietin stellingen steeds gevoeliger voor wederzijdse concurrentie. Deze gevoeligheid spitst zich toe op de bemoeienissen van de overheid met de verhoudingen in het bankwezen: het wettelijk toezicht op het kredietwezen, de fis cale positie van de verschillende groepen bankinstellingen, en de omschakeling in de door de overheid gegarandeerde kredietre gelingen. De Wet Toezicht Kredietwezen De Wet Toezicht Kredietwezen regelt het al gemeen economisch en het bedrijfsecono misch toezicht dat de Nederlandsche Bank op de onderscheiden groepen van bankinstel lingen uitoefent. De regelingen zijn voor de verschillende instellingen niet gelijk. Voor wat het algemeen economisch toezicht betreft, valt de nadruk op de twee collectiviteiten van plaatselijke boerenleenbanken en hun cen trale instellingen. Dit toezicht heeft immers te maken met de algemene ontwikkeling in de Nederlandse economie; bijvoorbeeld de hui dige beperking voor de korte kredietverle ning is neergelegd in een maximum-stijgings percentage dat wordt toegepast op de geza menlijke kredietverlening van handelsbanken en boerenleenbanken. Pas bij overschrij ding van de normen worden de individuele banken in het spel betrokken. Voorzover de ze banken echter bij de beide centrales van het landbouwkredietwezen zijn aangesloten, zijn voor de toepassing hiervan geen voor schriften gegeven aan elke plaatselijke bank, maar is dit toezicht gedelegeerd aan de cen trales. Het bedrijfseconomische toezicht op het bankwezen geeft regels inzake de solvabili- 367

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1969 | | pagina 9