Weinig olifanten Veel armoe Bij het verlenen van ontwikkelingshulp dienen wij onze westerse bril af te zetten. Wij moeten ons geheel verplaatsen in de omstandigheden en mo gelijkheden van het ontwikkelingsland en in de mentaliteit van de bevolking. Dat schrijft een van onze medewerkers die op verzoek van de directie enkele weken in Laos heeft doorgebracht. Wij hebben hem gevraagd om iets over zijn ervaringen op papier te zet ten. Hij ging naar Laos om mee te werken aan een ontwikkelingsplan dat werd uitge werkt door een groep deskundigen van de nv ILACO, een dochteronderneming van de Hei demaatschappij. Opdrachtgever was de Azi atische Ontwikkelingsbank. Onze medewerker schrijft daarover als volgt. Om half negen 's morgens een telefoon met de vraag of wij bereid zouden zijn, op korte termijn voor enige weken naar Laos te gaan om medewerking te verlenen aan een ontwik kelingsplan dat door een groep experts zou worden uitgewerkt. Wij hebben er niet lang over nagedacht. Nog diezelfde dag waren wij al ingeënt, was het vliegtuig geboekt, het visum aangevraagd en enige dagen later wa ren wij al in Lane Xang, het land van de mil joenen olifanten, zoals Laos wel wordt ge noemd. Arm als de mieren Olifanten hebben wij er niet gezien. Wel veel armoe. Het koninkrijk Laos grenst in het noor den aan China, in het oosten aan Vietnam, in het zuiden aan Cambodja en in het westen aan Thailand en Birma. Het land heeft een oppervlakte van zeven maal die van Neder land met, volgens schatting, 2,8 miljoen in woners. Ruim 85 procent van de bevolking is werk zaam in de landbouw, met als hoofdprodukt rijst. Toch is de rijstproduktie onvoldoende voor de nationale behoefte. De landbouw is nog in sterke mate gericht op de zelfvoorzie ning van het eigen gezin en de methoden zijn primitief. 384

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1969 | | pagina 26