voorschriften inzake het hypothecaire krediet
en het borgstellingskrediet, de Middenstands-
bank als zodanig genoemd.
Mr. Van Campen bespreekt in zijn preadvies
de nota die door onze organisaties gericht is
aan de Commissie voor de Middenstand in de
Tweede Kamer en hij komt tot de conclusie dat
een verruiming van het aanbod van financie
ringsmogelijkheden voor de middenstand door
de boerenleenbanken de middenstand onge
twijfeld ten goede zal komen.
Enige korte conclusies
Ten aanzien van de branchevervaging in het
bankwezen zegt mr. Van Campen dat terrein
afbakening via wetgeving niet meer reëel is.
Meer zinvol is het te constateren dat de feite
lijke ontwikkelingen in het bankwezen niet
meer ongedaan gemaakt kunnen worden. On
danks de branchevervaging in het bankwezen
zullen verschillen in structuur, taakuitoefe
ning en spreiding van diensten blijven be
staan.
Zo bewegen de spaarbanken en boerenleen
banken zich uitsluitend binnen de nationale
grenzen, de eerste groep als bank voor het
gezin, de tweede als bank voor het bedrijf èn
het gezin, terwijl de handelsbanken zowel een
nationaal als internationaal bedrijf hebben ten
dienste van het bedrijfsleven.
Met voldoening constateert de preadviseur dat
de Wet Toezicht Kredietwezen het systeem
van de veelvormigheid van het bankwezen er
kent. Ter uitvoering van het algemeen eco
nomisch en bedrijfseconomisch toezicht stelt
zij geen uniforme richtlijnen vast; die zouden
veeleer tot scheeftrekking dan tot neutralise
ring van de concurrentievoorwaarden leiden.
370
Inzake het krediet aan de middenstand onder
garantie van de overheid, meent mr. Van Cam
pen dat het mogelijk zou moeten zijn een sa
menwerking tot stand te brengen met die kre
dietorganisaties, die het op staatsdeelneming
gebaseerde overheidstoezicht als uitgangs
punt zouden willen aanvaarden, hetgeen van
de landbouwkredietinstellingen mag worden
aangenomen.
Sprekend over de onderlinge concurrentie
vraagt de preadviseur zich af of deze niet te
rigoureus dreigt te worden. Een ongebreidelde
jacht op creditgelden, die nog aangewakkerd
wordt door de beperkingsregeling voor het
lange bedrijf, zou enigerlei beheersing zinvol
kunnen maken. Hierbij denkt mr. Van Cam
pen niet aan beheersing van overheidswege,
maar aan overleg en samenwerking in de
bankorganisaties en tussen de banken onder
ling. Door onderling overleg zouden de ban
ken bijvoorbeeld een poging kunnen doen om
ertoe bij te dragen dat de scherpe onderlinge
concurrentie in mindere mate op zichzelf een
factor zou zijn in de tendens tot rentestijging
op de kapitaalmarkt. Ook de ontwikkeling be
treffende het girale betalingsverkeer in de pri-
vé-sfeer maken overleg noodzakelijk; de
Bankgirocentrale en de Stichting Bevordering
Chequeverkeer zijn daar zeer geschikt voor.
Tenslotte gaat mr. Van Campen in op de ver
houding tussen het private bankwezen en de
giroinstellingen. Het bankwezen hoeft vol
gens hem de spectaculaire groei van de post
giro helemaal niet als gevaarlijk te zien. Voor
beide instituten is in ons land ruimschoots
bestaansmogelijkheid. Zij kunnen bevruchtend
op elkander werken, in het belang van een
zo efficiënt mogelijk betalingsverkeer, waar-
llzerplastiek van Alphons Maas
in de hal van het hoofdkantoor
van de boerenleenbank Roosendaal