gen vermogen wordt weer in het bedrijf ge
bruikt voor de financiering van vaste bedrijfs
middelen en voor de aflossing van schulden.
De rest wordt buiten het bedrijf belegd. (Zie
tabel 2).
Uit tabel 2 blijkt dat de bruto-investeringen ge
middeld ongeveer 10.000 gulden per bedrijf
bedroegen. Onder investeringen wordt in dit
verband de bruto-investeringen in vaste activa
zoals grond en gebouwen, veestapel, dode
inventaris enzovoort. (Zie tabel 3).
Van enig verschil tussen eigendoms- en pacht
bedrijven is nauwelijks sprake. Wel zijn de in
vesteringen op de akkerbouwbedrijven hoger
dan op de andere bedrijven. Bekijken wij in
tabel 2 hoe de investeringen zijn bekostigd,
dan zien wij dat de gevormde besparingen
over het algemeen alleen voldoende waren om
de helft van de investeringen te financieren.
Eenderde van de investeringen is gefinancierd
uit de afschrijvingen en 10 a 15 procent door
middel van langlopende leningen. Verdeelt
men dit vreemde vermogen naar herkomst, dan
blijkt dat zowel bij eigendoms- als bij de pacht
bedrijven de leningen van boerenleenbanken
zijn toegenomen, terwijl de familieleningen en
de overige leningen daalden. Uit het financie
ringspatroon van de nieuwe investeringen mag
men concluderen dat een groot percentage
van deze investeringen nog steeds met eigen
vermogen wordt gefinancierd. Hierdoor wordt
ook verklaard hoe het komt dat, ondanks de
vaak minder gunstige bedrijfsuitkomsten, de
verhouding tussen eigen en vreemd vermogen
in het landbouwbedrijf op 80 20 kan worden
gehandhaafd.
Kanttekeningen
Het is nuttig om ons te realiseren dat er slechts
Tabel 3. Bruto-investeringen in vaste bedrijfsmiddelen naar investeringsobject gemiddeld
per bedrijf per jaar
grond en
gebouwen
veestapel
dode
inventaris
overige
Westelijk weidegebied
1.300
1.500
2.100
1.100
Noordelijk weidegebied
5.800
1.800
2.600
200
Fr. Wouden en Z.W. Drente
2.100
1.500
2.600
200
Zuidwestelijk kleigebied
3.800
200
7.800
1.200
Groninger kleigebied
10.800
600
10.000
800
De Veenkoloniën
2.200
800
4.700
900
Oostelijk zandgebied
4.000
1.900
2.100
Zuidelijk zandgebied
5.500
3.700
2.000
800
Gemiddeld per gebied
4.400
1.100
4.200
600
354