LANDBOUW-ECONOMISCH
Onderzoek naar het vermogen
van de ondernemer in de landbouw
Hoe was het vermogen van de ondernemers
in de landbouw samengesteld in de boekjaren
1964/1965, 1965/1966 en 1966/1967? Hoe werd
in dezelfde periode het inkomen van de onder
nemer gevormd en waaraan besteedde hij het?
Het Landbouw-Economisch Instituut heeft hier
naar een onderzoek ingesteld, omdat zowel
de ondernemers als de beide landbouwkrediet
instellingen meer informaties wensten over de
financiële positie van het bedrijf en het gezin in
de landbouw, die in de praktijk niet los van el
kaar te denken zijn. Bij het onderzoek van het
LEI waren 313 bedrijven betrokken, die inge
deeld werden naar de aard van het landbouw
gebied: akkerbouw-, weide- of gemengde be
drijven. Tevens werden de bedrijven gesplitst
in eigendoms- of pachtbedrijven. Omdat een
teveel aan cijfers de leesbaarheid ongunstig
beïnvloedt geven wij in dit artikel alleen de
gemiddelde cijfers voor de acht verschillende
landbouwgebieden over de genoemde jaren.
350
Omdat voor pachtbedrijven ongeveer dezelf
de verhoudingen gelden als voor eigendoms-
bedrijven, zullen wij ons beperken tot de ver
mogenspositie van de laatste. Gemiddelde cij
fers zeggen uiteraard niet alles, omdat de fi
nanciële ontwikkeling op de individuele bedrij
ven aanzienlijk kan verschillen. Verder moet
men bij dit onderzoek er rekening mee houden
dat er bij de onderzochte bedrijven weinig of
geen bedrijfsoverneming of bedrijfsuitbreidin-
gen hebben plaatsgevonden.
Vorming van het eigen vermogen
Hot arbeidsinkomen van de boer, dat bestaat
uit het netto-bedrijfsresultaat plus de beloning
voor zijn arbeid, varieert van gemiddeld 7.000
gulden in het oostelijk zandgebied tot 26.000 in
het zuid-westelijk kleigebied. Uit het onder
zoek blijkt dat ruim 60 procent van alle onder
zochte bedrijven een arbeidsinkomen heeft
dat beneden de 15.000 gulden ligt. Gelukkig
zijn er een aantal factoren die het gezinsinko
men van de boer hoger doen uitvallen zoals het