en daar
op een hypothecaire lening, die gesloten is
ten behoeve van de aankoop van bestaande
woningen die geen woningwetwoningen zijn.
De bestaande gemeentelijke garantierege
ling waarin het rijk participeert en die uit
sluitend van toepassing is voor nieuwbouw-
en woningwetwoningen, wordt hiermee uitge
breid, hetgeen inhoudt dat ook voor de aan
koop van bestaande woningen slechts 10 pro
cent eigen geld aanwezig behoeft te zijn.
Een belastingvrije premie van 35 procent kan
worden toegekend aan de koper van een spaar-
effect; deze, na acht jaar toe te kennen spaar-
premie, kan, berekend over de aankoopprijs,
maximaal 250 gulden per jaar bedragen. Hier
mee wordt de stimulering van het effectenbezit
nog meer verruimd. Voor de bedoelde spaar-
effecten gelden reeds enkele tegemoetkomin
gen, zoals vrijstelling van vennootschaps- en
dividendbelasting en van registratierecht.
Neemt de koper ook nog deel aan het premie-
spaarplan dan kan hij twee keer een premie in
casseren, namelijk na vier jaar van het premie-
spaarplan (maximaal 50 gulden) en na 8 jaar
de 35 procent premie over het spaareffect. Er
zijn tot nu toe slechts weinig spaareffecten uit
gegeven. De minister hoopt evenwel dat door
de maatregelen de uitgifte van spaareffecten
zal worden bevorderd. De voorgestelde maat
regelen zullen zoals gezegd worden gefinan
cierd uit het inmiddels tot 120 miljoen gulden
aangegroeide Bezitsvormingsfonds.
Jaarverslag EIM
In het jaarverslag van het Economisch Insti
tuut voor het Midden- en Kleinbedrijf wordt ge
constateerd dat de economische groei in Ne-
derland in 1968 evenals in 1966 en 1967 gerin
ger is geweest dan in de daaraan voorafgaan
de periode. Dit heeft, aldus het jaarverslag, tot
gevolg gehad dat in 1968 het derde jaar in suc
cessie is geworden van een vertraagde groei
van de consumptieve bestedingen.
Dit betekent voor een deel van de zelfstandige
ondernemers, dat zij te weinig armslag hebben
om uit het niet of slechts weinig gestegen in
komen een deel te besteden voor investerin
gen ten behoeve van modernisering of uitbrei
ding, waarvoor de uit de afschrijving vrijge
komen middelen niet toereikend zijn. Deze si
tuatie is, met het oog op de voortdurend ver
eiste aanpassing van de zijde van de onderne
mers ten aanzien van veranderingen in het
maatschappelijk en economisch leven, zeer
ernstig. Daarom is het van het grootste belang
- en daaraan wordt door organisaties en instel
lingen die de belangen van het midden- en
kleinbedrijf behartigen en door de onderne
mers zelf zeer grote behoefte gevoeld - dat er
voldoende documentatie is over en onderzoek
wordt gedaan naar de ontwikkelingen in di
verse branches van het midden- en kleinbe
drijf. Alleen met behulp van goede documen
tatie is het immers mogelijk dat investeringen
in de middenstandssector zo verantwoord mo
gelijk worden gedaan. Het grote belang van
onderzoek in deze sectoren willen wij gaarne
volledig onderschrijven.
329