den. En dat, terwijl het overschot op de lopen de rekening over die periode bijna drie miljard gulden had moeten bedragen om de in het ka pitaalverkeer begrepen ontwikkelingshulp te dekken, die ons land in die jaren verstrekte. Kredietbeperking: ook voor de spaarbanken Tegen het einde van 1968 werd een nieuwe reeks maatregelen tot beperking van het bank krediet aangekondigd. In hun technische uit werking verschillen de dit jaar ingevoerde kre- dietbeperkingsmaatregelen maar weinig van die welke golden voor juni 1967. Toen konden de banken kiezen uit twee basisperioden, maar die keuzemogelijkheid is komen te vervallen. Daartegenover geldt nu een 'verschuivings- clausule', waardoor elke bank het recht heeft, een tijdelijke overschrijding van haar uitzet- tingsgrenzen binnen drie maanden in te lopen. Van fundamentele betekenis is verder het feit dat de Nederlandsche Bank in maart van dit jaar ook met de Nederlandse Spaarbankbond tot overeenstemming is gekomen over een systeem van kredietrestrictie voor de alge mene spaarbanken. Officieel is het immers zo, dat alle gelden die aan deze banken zijn toe vertrouwd 'spaargelden' zijn, maar in feite be staat bij sommige spaarbanken de neiging om die spaarrekeningen te gebruiken op de wijze van onze privérekening: voor de bijboeking van loon of salaris, en voor betalingen door middel van overschrijving of cheque. Een dui delijk teken in die richting is het feit dat de ge middelde omloopsnelheid bij de algemene spaarbanken in het afgelopen jaar steeg tot 0,81 tegenover 0,75 voor de spaartegoeden bij de handelsbanken, 0,45 voor de boerenleen banken en 0,30 voor de saldi aangehouden bij de Rijkspostspaarbank. Gestegen arbeidsproduktiviteit Optimistischer dan over de liquiditeitstoene ming en over de betalingsbalans, laat zich dr. Zijlstra tenslotte uit over een ander fundamen teel punt in het economisch leven: de arbeids produktiviteit. In het hele bedrijfsleven, waar onder zowel de industrie als de bouwnijver heid en de landbouw zijn te rekenen, groeide het produkt per medewerker met ongeveer 7 procent. Daar de loonstijging gemiddeld eveneens 7 procent beliep, bleven de loonkos ten per eenheid produkt voor het bedrijfsleven in zijn geheel constant. Maar in sommige sectoren lag de produktivi- teitsstijging boven het gemiddelde, in andere, waaronder de landbouw en ook de bouwnijver heid, was zij lager. In de verwerkende industrie (kleding, textiel, schoenen en dergelijke) steeg de produktie per medewerker in 1968 met niet minder dan 10 procent, en in sommige andere, zeer kapitaalintensieve branches zoals de aardgaswinning en de openbare nutsbedrijven, was de stijging zelfs nog groter. Nederlands concurrentiepositie Zoals bekend kan men aan de hand van deze gegevens beoordelen of de concurrentiepo sitie van ons land zich in 1968 gunstig of on gunstig heeft ontwikkeld. De meest aangewe zen weg daarbij is deze dat men de loonkos tenstijging per eenheid produkt in Nederland vergelijkt met de overeenkomstige stijgingen in het buitenland, en wel zoals die zich hebben voorgedaan in de sector van de verwerkende 312

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1969 | | pagina 22