schillende grootte zijn. Voor een dergelijke vergelijking zijn helaas niet voldoende cijfers bekend van de grootbedrijven met 450-600 varkens. Wel zijn deze bekend voor bedrijven met 300 varkens uit onderzoekingen van het Proefstation voor de Akker- en Weide- bouw en uiteraard voor kleinere bedrijven met plusminus 30 varkens uit studies van het Landbouw-Economisch Instituut. Bij vergelij king van deze twee typen bedrijven blijkt, dat het grote bedrijf onmiskenbaar voordelen heeft boven de kleine bedrijven; deze voorde len zijn zowel aan de opbrengsten- als aan de kostenkant gelegen. Uit de PAW-studie blijkt dat de grotere bedrij ven beter kunnen voldoen aan de wensen van de afnemers, de slachterijen, wat een extra opbrengst van ongeveer 1,40 gulden per var ken aan nabetalingen opleverde. Op de post voederkosten kan een groter bedrijf, door af name van grotere hoeveelheden, kortingen bedingen die tussen 3 a 3,50 gulden per var ken liggen. Zonder rekening te houden met de factor arbeid heeft het grotere bedrijf al een voordeel van 4 a 5 gulden per varken in verge lijking met het kleinere bedrijf. De belangrijk ste besparingspost moet echter in de factor arbeid worden gezocht. Op een bedrijf met 30 varkens is per varken per jaar ongeveer 10 uur arbeid nodig; op een bedrijf met 300 var kens daalt de arbeidsbehoefte tot 2 3 uur. Bij een verdere uitbreiding van de produktie neemt deze behoefte nog wel iets af, maar toch niet meer noemenswaardig. Uit de thans ter beschikking staande gegevens blijkt dat vervanging van de factor arbeid door mecha nisatie in de varkenshouderij veelal geen kost prijsverlaging tot gevolg heeft, althans, op het ogenblik nog niet. Bij steeds stijgende arbeids- Beeldje op het waterbekken voor de boerenleenbank Deurne 286

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1969 | | pagina 76