Stichting internationale ontwikkelingshulp ALGEMENE VERGADERING 1969 Toelichting van de heer C. G. A. Mertens, president van de raad van beheer bij het agendapunt inzake hulp aan ontwikkelingslanden U zult zich wellicht kunnen herinneren, dat ik op de algemene vergadering van verleden jaar heb gewezen op de vele bijdragen, die door plaatselijke banken en centrale bank, voor algemene doeleinden worden verstrekt, die het welzijn van grote bevolkingsgroepen raken. Ik heb bij die gelegenheid ook gewezen op de uitbreiding van activiteiten, die zich ver buiten onze landsgrenzen uitstrekken: de hulp aan bepaalde projecten in ontwikkelingslanden vraagt onze toenemende aandacht. Door beheerders van plaatselijke banken zijn meermalen suggesties gedaan om als boeren leenbankorganisatie meer daadwerkelijke en meer directe hulp te bieden aan de bevolking in ontwikkelingslanden. Om daaraan tegemoet te komen heeft de raad van beheer van de cen trale bank het 70-jarig bestaan aangegrepen om een voorstel te doen tot het oprichten van een fonds, dat tot doel heeft financiële steun te verlenen aan projecten in ontwikkelingslan den ten bate van de agrarische bevolking. Tij dens de voorjaarsbijeenkomsten is gebleken, dat dit voorstel in het algemeen sympathiek is ontvangen. Op enkele bijeenkomsten zijn ech ter ook vragen gesteld, waarop ik heel kort zou willen ingaan. Waarom geen fonds voor hulp in eigen land Gevraagd werd onder andere of het wel juist is, dat onze organisatie steun gaat verlenen aan de bevolking in ontwikkelingslanden, nu in ons land een aantal landbouwbedrijven en vooral ook tuinbouwbedrijven in grote finan ciële moeilijkheden verkeert. Zou het niet beter zijn, zo werd gevraagd, om het geld uit het te stichten fonds te besteden voor dergelijke moeilijke gevallen in eigen land? Hoewel zo'n opmerking zeer begrijpelijk is, meen ik toch, dat er argumenten zijn aan te voeren om deze weg niet in te slaan. 252

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1969 | | pagina 42