tere toeneming te zien dan vorig jaar: in 1968
met 40 miljoen gulden; in de eerste drie maan
den van 1969 met 54 miljoen gulden.
Anders dan in vorige jaren leverde het resul
taat van de toeneming van uitzettingen en van
middelen bij de boerenleenbanken gedurende
de eerste drie maanden van 1969 een over
schot op en wel van rond 22 miljoen gulden.
Dit is het resultaat van een toeneming van de
totale middelen bij de boerenleenbanken met
192 miljoen gulden en van de uitzettingen met
179 miljoen gulden.
In het licht van deze cijfers mogen wij ver
wachten, dat de belangrijke kostenstijging in
1969 zal kunnen worden opgevangen door de
stijging van rente- en provisiebaten. Dit zal ze
ker het geval zijn, indien per 1 juli de nood
zakelijke rente-aanpassing wordt ingevoerd en
de centrale bank bovendien besluit tot de wijzi
ging in het rentevergoedingssysteem die thans
in onderzoek is.
Al met al zijn dit vooruitzichten, die mogen
doen verwachten dat het jaar 1969, ondanks
alle moeilijkheden waarvoor wij zijn gesteld,
voor onze boerenleenbanken een goed jaar zal
kunnen worden.
Slot
Mijnheer de voorzitter, bij deze mededelingen
en beschouwingen rondom de jaarverslagen
en de ontwikkeling in de eerste drie maanden
van 1969 zou ik het willen laten. Een en ander
moge voldoende grondslag bieden om de af
gevaardigden te verzoeken hun vertrouwen in
de leiding van de centrale bank te willen be
vestigen door de goedkeuring van de jaarstuk
ken, die zijn aangeboden en de aanvaarding
van de daarmee samenhangende voorstellen.
De goedkeuring die wordt gevraagd zal tevens
strekken tot decharge van de directie en van
de raad van beheer c.q. van gedelegeerde
commissarissen voor het gevoerde beheer en
tot decharge ook van de raad van toezicht c.q.
van de raad van commissarissen voor het toe
zicht dat zij hebben uitgeoefend.
Inmiddels is het mij een behoefte u dank te
zeggen voor uw volgehouden aandacht.
247