coöperatie, dat gevoerd wordt in een rechts
vorm die zijn essentie ontleent aan de zeggen
schap van de economisch zwakkeren, die niet
tot kapitaalverstrekking in staat zijn, zou dan
fiscaal worden achtergesteld bij het bedrijf dat
wordt gevoerd in de rechtsvorm van de per
soonlijke onderneming van de naamloze ven
nootschap.
Indien de volksvertegenwoordiging zou aan
vaarden, zou zij daarmee de doodsklok luiden
over de coöperatie. Dan zou immers in meer
dan een opzicht de coöperatie in haar essen
tiële werking worden aangetast. Maar die
doodsklok voor de coöperatie zou tegelijker
tijd ook betekenen, dat de begrafenisonderne
ming besteld kan worden voor het politieke be
stel dat een dergelijk beleid zou aanvaarden.
U zult begrijpen, mijnheer de voorzitter, dat
ik dit niet heb gezegd om politiek te bedrijven,
want dat hoort in een vergadering als deze niet
thuis. Het is uitsluitend mijn bedoeling ge
weest een stuk maatschappelijke overtuiging
uit te dragen, waarvan ik weet, dat deze wordt
gedeeld door deze algemene vergadering van
2.400 afgevaardigden, die beseffen, dat velen
met hen voor hun inkomenspositie afhankelijk
zijn van samenwerking in coöperatief verband.
De fiscus en de plaatselijke boerenleenbank
Mijnheer de voorzitter, bij de behandeling van
het nader gewijzigd wetsontwerp vennoot
schapsbelasting staat de fiscale positie van
de plaatselijke boerenleenbank evenzeer op
het spel. In het ontwerp is voorgesteld om het
gereduceerd tarief voor plaatselijke boeren
leenbanken, dat samenhangt met de spaar
bankvrijstelling, te verhogen van 20 procent tot
driekwart van het algemene tarief van de ven
nootschapsbelasting.
In de stukken, die het wetsontwerp vergezel
len, wordt terecht gesteld, dat de plaatselijke
boerenleenbanken een middenpositie innemen
tussen de spaarbanken die de spaarbankvrij
stelling genieten en de handelsbanken, die
evenals de centrale landbouwkredietbanken
onder het gewone tarief vallen. Klaarblijkelijk
is bij de uitwerking van die gedachte geen re
kening gehouden met de omstandigheid, dat
de boerenleenbanken niet alleen de last onder
vinden van de hogere administratiekosten, die
in het spaarbankverkeer verbonden zijn aan
het beheren van de spaargelden van kleine
spaarders. In hun functie als kredietbank voor
de bedrijven van de leden ondervinden de
boerenleenbanken bovendien de last van het
optreden als kredietverschaffer in hoofdzaak
aan kleine zelfstandigen. Van deze kredietver
lening kan worden opgemerkt - en deze stel
ling heb ik nader uitgewerkt in een preadvies
voor het Nederlands Instituut voor het Bank
en Effectenbedrijf, dat binnen enkele weken
in het bekende periodiek 'Bank- en Effecten
bedrijf' zal verschijnen - dat deze zich be
weegt op wat men zou kunnen noemen de kri
tische rentabiliteitsgrens.
Indien men recht wil doen wedervaren aan de
eigen positie van de plaatselijke boerenleen
banken in het Nederlandse bankwezen, mag
het tarief bij handhaving van de spaarbank
vrijstelling zeker niet hoger worden gesteld
dan de helft van het gewone tarief, of men zou
de spaarbankvrijstelling geheel moeten af
schaffen. In het laatste geval zou er plaats zijn
voor een algemene voorziening in de vennoot
schapsbelasting, krachtens welke een aftrek
post zou worden toegekend op de fiscale winst
ter grootte van een forfaitair vast te stellen
percentage van de aan bankinstellingen toe-