orde is geweest, namelijk de spanning in doel
stelling tussen een maximaal winststreven en
een zo groot mogelijk dienstbetoon. Het is dui
delijk, dat wij ons als centrale bank en als land
bouwkredietorganisatie, evenals het gehele
landbouwcoöperatiewezen, steeds zullen moe
ten laten leiden door de doelstelling van een
maximaal dienstbetoon met inachtneming van
de eisen die ons worden gesteld om de finan
ciële draagkracht van onze organisatie in over
eenstemming te laten doen blijven met de ex
pansie in toevertrouwde middelen en uitzettin
gen, die zij gelukkig te zien geeft.
Wij hebben het voorrecht te mogen leven en
werken in een economisch bestel dat uitgaat
van de ondernemingsgewijze produktie op ba
sis van particulier initiatief en vrije concurren
tie, waarop de overheid een waakzaam oog
houdt.
Dat economisch bestel wordt gekenmerkt door
een veelheid van rechtsvormen, waarin onder
nemingen werkzaam zijn. Deze veelvormigheid
is bevorderlijk voor een optimale werking van
het economisch bestel. Ik denk daarbij aan het
naast elkaar bestaan van ondernemingen in de
persoonlijke ondernemingsvorm, ondernemin
gen in de vorm van een naamloze vennoot
schap en ondernemingen die in de coöpera
tieve rechtsvorm werkzaam zijn. In ieder van
deze rechtsvormen liggen de accenten van
maximaal winststreven, maximaal dienstbe
toon en verantwoordingsplicht verschillend.
Het maakt vanzelfsprekend een groot verschil
of een bestuur verantwoording moet afleggen
aan een algemene vergadering van aandeel
houders, waarin moet worden beslist over het
gedeelte van de winst, dat aan aandeelhouders
over het gestorte aandelenkapitaal kan wor
den uitgekeerd, dan wel of dat gebeurt in een
Bespreking van de jaarstukken?
239