mate het geval - zou hiervoor eerder een ren teverlaging dan een renteverhoging in aanmer king komen. Laatstelijk per 1 juli 1968 is de rente hiervoor evenwel verhoogd van 2 tot 2% procent. Met ingang van 1 januari 1969 is echter nog iets anders gebeurd, dat gelijk staat met een niet onbelangrijke renteverhoging. Voor tegoe den op privérekeningen bij boerenleenbanken - die boven verwachting een sterke stijging te zien geven, niet alleen in 1968 maar ook nu weer in 1969 - is het gedeelte waarover de centrale bank de 'laagrente' vergoedt, vermin derd en wel van 50 tot 30 procent. Deze gelden zijn dientengevolge van het laagrentend naar het hoogrentend gedeelte overgeboekt. Dit betekent voor deze gelden een renteverhoging van 2% tot tenminste 5 procent. Bezien wij nu de bezwaren die tijdens de voor jaarsbijeenkomsten naar voren zijn gebracht. Daarbij ga ik ervan uit, dat iedereen gaarne nog hogere rentetarieven bij de centrale bank zou willen zien vastgesteld, voorzover dat in het kader van een voorzichtige financierings- politiek bij de centrale bank mogelijk is. Daar over zal ik het nu niet hebben. Wel zou ik nog even het belang willen onderstrepen van een sterke financiële positie van de centrale bank, niet alleen voor de handhaving van een vol doende financiële weerstandskracht binnen de organisatie, maar ook ter verbetering van de goodwill van de gehele organisatie, waarvoor ongetwijfeld de winst en de reserves van de centrale bank van groot belang zijn. Nu echter gaat het over enige specifieke bezwaren met betrekking tot het bestaande rentevergoe dingssysteem. U houde mij ten goede, dat er niet aan te ontkomen is, dat deze uiteenzet ting enigszins van technische aard zal zijn. De bezwaren hebben vooreerst daarop be trekking, dat de centrale bank bij haar rente berekening uitgaat van jaargemiddelden; voorts wordt als bezwaar naar voren gebracht, dat de rente slechts eenmaal per jaar wordt bijgeschreven. Het werken met jaargemiddelden in het rente vergoedingssysteem van de centrale bank leidt tot een naar verhouding lage rentevergoe ding bij die boerenleenbanken - ik denk daar bij met name aan de tuindersbanken - die in hun uitzettingen een sterke seizoenschom meling kennen. De saldi van deze boerenleenbanken bij de centrale bank zijn gedurende een halfjaar bij zonder laag, het daarop volgende halfjaar hou den zij veel hogere saldi aan. Niettemin komt het dikwijls voor, dat deze hogere saldi ge middeld over een jaar niet uitkomen boven het laagrentend gedeelte. Het gevolg is dat deze boerenleenbanken hetzij helemaal niet of slechts in geringe mate van de rentevergoe ding voor het hoogrentend gedeelte kunnen profiteren. Dit bezwaar zou kunnen worden ondervangen, indien de centrale bank in haar systeem van renteberekening over een kor tere periode dan één jaar zou middelen. In dit verband kan ik u tot mijn genoegen mee delen, dat de raad van beheer van de centrale bank de directie verzocht heeft de mogelijk heid te bestuderen om de renteberekening ten gunste van boerenleenbanken niet meer te doen plaatsvinden op basis van een jaarge middelde maar op de grondslag van een half jaargemiddelde. Voordelen van een wijziging in het rentesysteem Een dergelijke wijziging van systeem zou bo- 237

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1969 | | pagina 27