merkte: wij zitten nu al op een rentestand van 7i/2 8 procent. Hierdoor worden onze boe renleenbanken genoodzaakt tot een aanpas sing van rentetarieven naar boven, hetgeen eveneens bijdraagt tot de werking van de loon- en prijsspiraal naar boven. En als gevolg daar van ontstaan juist in een landbouwkredietorga nisatie ernstige spanningen, omdat de boeren leenbanken werkzaam zijn als financierings instituut voor sectoren die rentegevoelig zijn. Dat geldt vooral voor land- en tuinbouw, waar de omloop van het kapitaal zeer beperkt is en de rentelast derhalve in het produktiepro- ces veel zwaarder weegt dan in andere secto ren van het bedrijfsleven het geval is. Bedrijfsresultaten van boerenleenbanken Tegen deze achtergrond moet het bedrijfsre sultaat van de boerenleenbanken en van de centrale bank over 1968 worden gezien. Het to tale bedrijfsresultaat van de boerenleenban ken is in vergelijking met 1967 teruggelopen van 31 miljoen tot 28 miljoen gulden. In deze cijferopstelling is geen rekening gehouden met de noodzakelijke belastingvoorziening; ander zijds is onder de lasten wel 5 procent opgeno men over de aanwezige reserves. Voor de te rugloop kunnen twee oorzaken worden aange wezen. In de eerste plaats ligt er een oorzaak in de schoksgewijze ontwikkeling in de noodzake lijke voorzieningen bij de boerenleenbanken om de snelle ontwikkeling, in het bijzonder in het girale betalingsverkeer, te kunnen bijhou den. Dit vraagt een snelle uitbreiding van het personeelsbestand alsmede van investeringen in gebouwen en de inrichting daarvan. Voorts ondervinden de boerenleenbanken, geaard als zij zijn, een grote weerstand om hun debetrentetarieven aan te passen aan de snelle stijging van de rente in ons land. In de bedrijfsresultaten van de boerenleenbanken heeft vooral doorgewerkt, dat de debetrente tarieven bij de boerenleenbanken in het mid den van 1967, toen de rentestand in ons land even een neiging tot dalen vertoonde, met procent zijn verlaagd. Het boerenleenbank- bloed kruipt nu eenmaal in de richting van een zo sociaal mogelijke werking, ook wanneer het nauwelijks gaat. Dat heeft sommige boe renleenbanken enigermate parten gespeeld in hun exploitatieresultaten. Daaruit moeten wij de lering trekken, dat wij ons in de bepaling van onze debetrentetarieven niet kunnen ont trekken aan de ontwikkeling van de rentestand in ons land. Hoezeer ons dat ook ter harte gaat, omdat wij weten, dat dit onmiddellijk te rugslaat in de bedrijfslasten van de onderne mingen en in de financieringskosten van de eigen woning, toch is een dergelijke aanpas sing onontkoombaar. Bedrijfsresultaat van de centrale bank Voor de centrale bank heeft de ontwikkeling van de rentestand voordelig gewerkt; voor de uitzettingen op korte termijn kon een hogere rente worden gemaakt. Het bedrijfsresultaat van de centrale bank is dan ook iets gunstiger dan in 1967. Hiervan is gebruik gemaakt om de uitgaven verbonden aan de noodzakelijke verbouwing van het hoofdkantoor - ter ver groting van de computerruimte en van de daar bij behorende administratieruimte - reeds ge heel ten laste van de exploitatie van het jaar 1968 te brengen. Als gevolg daarvan zijn de afschrijvingen bij de centrale bank gestegen 235

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1969 | | pagina 25