'Kalmer aan doen' een vereiste
Maar daarom wordt er niet minder terecht een
beroep gedaan op de ondernemers om zich
beperkingen op te leggen in het prijsbeleid.
Indien zij daaraan gehoor zouden geven en in
dien de werknemers tegelijkertijd iets minder
hoog zouden grijpen in hun looneisen, dan
zouden wij mogen verwachten, dat een loon
kostenstijging zoals nu van 10 procent en een
prijsstijging van 6 a 7 procent zouden kunnen
worden teruggedrongen tot een loonkosten
stijging van omstreeks 6 procent en een prijs
stijging van 3 procent. De galopperende infla
tie, die wij thans ondergaan, zou dan althans
weer tot het sluipende niveau zijn terugge
bracht. Dat zou de minimum doelstelling moe
ten zijn voor het jaar 1970.
Het iets kalmer aandoen geldt ook voor de
overheid. Aan de hand van het jaarverslag van
de Nederlandsche Bank kunnen wij vaststel
len, dat de overheid een te groot beslag legt
op de bestedingsmogelijkheden. Het is niet
mogelijk om daartegenover het aandeel van
de particuliere sector in het nationaal inkomen
voldoende terug te dringen. Dat men daarin,
onder meer door verhoging van indirecte be
lastingen, zou kunnen slagen, is ook helemaal
niet vanzelfsprekend. Niet ten onrechte komt
de particuliere sector tegen belastingverho
ging in verzet, omdat een sterke stijging van
de produktiviteit, dat wil zeggen van de pro-
duktie per manuur, die de grondslag is voor
gerechtvaardigde eisen ten aanzien van lonen
en winsten, zich vooral in de particuliere sec
tor voordoet. Een tijdelijke beperking van de
toeneming van de overheidsuitgaven, zodanig
dat een inflatoire financiering van het financie
ringstekort van de overheid kan worden ver
meden, moet dan ook de eerste eis zijn, die
aan de overheid moet worden gesteld. Alleen
dan kan een kredietbeperkingsregeling in de
rigoureuze vorm, waarin deze thans aan het
bankwezen is opgelegd en waaraan wij voors
hands in 's lands belang onze medewerking
hebben toegezegd, gerechtvaardigd blijven.
De omgekeerde wereld
Op dit onderdeel van het monetaire beleid,
namelijk dat de overheidshuishouding op weg
is naar evenwichtsherstel, kan ik de gerust
heid van de president van de Nederlandsche
Bank niet delen. Het financieringstekort van
de overheid als percentage van het nationaal
inkomen wordt daarvoor als maatgevend be
schouwd. Een verlaging daarvan wordt ver
wacht. Ik vrees het tegendeel en ik geloof, dat
de cijfers van de eerste maanden van dit jaar
mijn minder optimistische verwachtingen be
vestigen. Ook de overheid zal zich moeten
matigen, met name wat betreft het beroep op
de kapitaalmarkt, dat nodig is om het financie
ringstekort te kunnen dekken. Daarvoor zou de
overheid zich beter aan de door haar zelf op
gestelde spelregels moeten houden dan thans
het geval is. Dat geldt bijvoorbeeld voor de
centrale financiering van de publiekrechtelijke
lichamen. Het is in de overheidspolitiek een
tegenstrijdigheid, dat enerzijds de Nederland
sche Bank de uitzettingen op lange termijn van
de kredietinstellingen beperkt en dat tegelij
kertijd de gemeenten met circulaires van ho
gerhand naar plaatselijke financiële instellin
gen worden gejaagd om daar onder het motto
van burgerzin goedkopere leningen te verkrij
gen dan bij de Bank voor Nederlandsche Ge
meenten.
233