kantoor behorende tot de andere organisatie
zou worden gevestigd. Een gezamenlijk ves
tigingsbeleid zal echter een verdere uitbrei
ding van het aantal vestigingspunten van beide
landbouwkredietorganisaties niet in de weg
behoeven te staan. De enige bedoeling is om
deze vestigingen niet zodanig te doen uitbrei
den, dat zij in de kleinere gemeenschap
pen aan elkaar onnodig afbreuk zouden doen.
Om deze reden ligt het in de bedoeling om
grotere plaatsen boven een nader vast te stel
len inwonertal bij een bindende vestigingsre
geling buiten beschouwing te laten.
Wij vertrouwen dat, in het belang van een ver
dere gezonde ontwikkeling van de beide land
bouwkredietorganisaties, de voorgenomen
bindende regeling voor een gemeenschappe
lijk vestigingsbeleid in de loop van dit jaar
door de beheerscolleges van de beide centrale
banken nader kan worden uitgewerkt en dat in
aansluiting daarop definitieve voorstellen ter
vaststelling zullen kunnen worden voorgelegd
aan de algemene vergaderingen die in het
voorjaar van 1970 zullen worden gehouden.
226