talingen aan de gemeenten te doen, die deze maand ongeveer 325 miljoen gulden beliepen. Daarnaast bleek nog voor 80 miljoen gulden aan bankpapier de kassen van de banken te hebben versterkt. Al met al factoren die een gunstige invloed op de geldmarkt hadden. De banken konden hiermee het grootste gedeelte van de debetstand bij de Nederlandsche Bank vereffenen. De voorschotten werden met 366 miljoen gulden teruggebracht tot 60 miljoen gulden. Het tegoed van de banken steeg daar bij nog met ruim 40 miljoen gulden tot 51 mil joen gulden waardoor de banken bij de Neder landsche Bank per saldo nagenoeg op nul stonden, wat toch enkele maanden niet meer was voorgekomen. Invloed van de staatslening en de belastingen Het rijk was er door de gemeentebetalingen zo op achteruitgeboerd dat de inhoud van de schatkist onvoldoende bleek. De minister van Financiën zag zich zelfs genoodzaakt een be roep te doen op de Nederlandsche Bank, zij het voor slechts 14 miljoen gulden. Volgens artikel 20 van de Bankwet van 1948 is de Ne derlandsche Bank namelijk verplicht aan de staat een renteloos voorschot in rekening-cou rant te verstrekken. Van dit recht maakt het rijk echter maar sporadisch gebruik zoals uit het verleden blijkt. De laatste keer dat het rijk op deze wijze debet stond bij de Nederland sche Bank was eind juni 1967. Evenals toen duurde het ook dit keer maar kort. De vol gende dag al, op 18 maart, was de situatie to taal veranderd. Toen vond namelijk de stor ting plaats op de staatslening van 350 miljoen gulden, waarvoor op 20 februari de inschrij ving openstond. Alle voorwaarden van deze lening waren vooraf aangegeven, het bedrag werd echter pas na de inschrijving bekend ge maakt. De 7 procentslening viel in goede aarde: voor 1400 miljoen gulden werd inge schreven; de minister van Financiën vond 350 miljoen gulden dit maal echter wel voldoende. Dit bedrag moest dus op 18 maart worden ge stort. Ook moesten er diverse belastingbeta lingen worden gedaan. De schatkist werd zo doende weer snel op peil gebracht, maar de banken kregen het weer moeilijker. Een en an der moge blijken uit de momentopname van de Nederlandsche Bank per 24 maart. Het rijk had zijn schuld aan de Nederlandsche Bank van 14 miljoen gulden kunnen omzetten in een tegoed van niet minder dan 309 miljoen gulden. De banken daarentegen hadden geen andere mogelijkheid dan al die betalingen te financieren met voorschotten van de Neder landsche Bank. Deze post steeg dan ook met ruim 250 miljoen tot 317 miljoen gulden, terwijl het saldo van de banken met 27 miljoen daalde tot 24 miljoen gulden. En zo waren de banken dus weer aangeland in de hen zo langzamer hand wel bekende situatie. Op de dag dat volgens de gegevens van de Nederlandsche Bank de bodem van de schat kist was te zien, maakte de Agent van het mi nisterie van Financiën nieuwe prijzen voor schatkistpapier bekend om daarmee ongetwij feld weer te proberen de nodige middelen los te weken. De afgifte van acht- en twaalf- maandspromessen werd gestopt en vervan gen door zevenmaandspromessen op een dis conto van 5% procent, wat 1/8 procent hoger was dan de vorige afgiften. Voor de drie- en vijfjaarsbiljetten verhoogde de Agent de tarie ven elk met procent tot 61/8 en 61/2 procent. Dit waren echt wel aantrekkelijke prijzen, maar 203

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1969 | | pagina 53