deze vraag naar penningen een kans om pro
paganda te maken. In die tijd bestonden er nog
geen kranten of ander propagandamateriaal
voor de overheid zoals wij die nu kennen. Het
gebruik van legpenningen bood echter moge
lijkheden op dit gebied. Steden, staten en vor
sten plachten deze penningen te laten vervaar
digen met afbeeldingen van bijvoorbeeld wa
penfeiten, als de verovering van een stad, of
een gewonnen veldslag, een doorstaan beleg
of wat dan ook. Ook voor meer algemene pro
paganda werden zij gebruikt; zo zijn er in de
Noordnederlandse provincies in de tijd van
de Tachtigjarige oorlog tal van anti-Spaanse
en anti-Roomse penningen gemaakt, ledereen
die penningen gebruikte voor het rekenen
kreeg deze propaganda telkens onder ogen en
dat zou, zo hoopte men, zijn uitwerking niet
missen. De centrale bank beschikt in haar ver
zameling onder meer over een penning waarop
de aanslag op Willem van Oranje is afgebeeld.
In de bovenzijde van deze penning zit een
gaatje: kennelijk is deze penning door iemand
gedragen aan een halsketting of iets derge
lijks.
Muntmeesterspenningen
Dat muntmeesterspenningen al van oude da
tum zijn blijkt bijvoorbeeld uit een exemplaar
dat geslagen is tijdens de regering van de eer
ste in Brussel residerende Boergondische her
tog, Filips de Goede, 1430-1467. Tot dan toe
was het Nederlands in Brussel de enig gang
bare taal, maar vanaf de regering van Filips de
Goede doet het Frans daar zijn intrede. De op
schriften op de rekenpenningen zijn er van dan
af ook in het Frans. Op een ervan leest men
als omschrift: QVI BIEN IETTRA LE COMPTE
TROVER. Voor IETTRA moet men lezen jettra
(zal werpen of leggen); voor TROVER moet
men lezen trouvera (zal vinden). De spreuk
moet zo veel betekenen als: Wie goed legt zal
de rekening vinden. Met andere woorden: wie
de penningen op de juiste wijze neerlegt krijgt
een goede uitkomst uit de optelling.
VEILIG OF NIET?
Tijdens een bijeenkomst van de kring
Noord-Holland van de vereniging van di
recteuren van boerenleenbanken, kwam
onderstaand verhaal ter tafel.
Op het voorstel van een kassier/direc
teur om over te gaan tot plaatsing van
een tijdslot in de deur van de brandkast,
deelde een van de bestuursleden mee,
dat hij als oud-kerkmeester de beschik
king had over een tabernakel. Ter be
sparing van kosten adviseerde hij, geen
tijdslot te laten aanbrengen, maar het ta
bernakel, voorzien van een 'dikke deur',
in de kelder te plaatsen, daarin het over
tollige kasgeld te leggen en slechts de
gewone voorraad voor dagelijks gebruik
in de brandkast te houden.
Men heeft het toch maar bij een brand
kast gelaten.
185