schoonheid of wijsheid, maar wel met rijkdom
was gezegend. Ze sloeg zulk een begerig oog
op het goed van anderen dat zij veel zaken
kocht zonder te betalen of ze vond voor
dat ze verloren waren'. Dit tot groot verdriet
van Maerten die alles trouw betaalde. Hij hield
echter toch nog genoeg over om, bij zijn dood
op 1 oktober 1574, een zeer vermogend man te
kunnen worden genoemd. 'De kunst waarin hij
een licht was, zal zijn naam niet in het duister
laten, zolang als de schilderkunst zelf bij de
mensen in achting en aanzien is', zo voor
spelde Van Mander al in 1604.
Portret van mr. Pieter Bicker Gerritsz.
De man die hier door Van Heemskerck gepor
tretteerd is, is zich duidelijk bewust van zijn
eigen waarde. Het is mr. Pieter Bicker Ger
ritsz., die van beroep muntmeester was en in
1534 schepen van Amsterdam werd. Een be
langrijk man. De schilder heeft hem in zijn
functie van muntmeester vereeuwigd. Voor
hem ligt het muntmeestersstempel, zijn kas
boek en links daarvan zijn zegel. Geheel links
zien wij het schrijfgerei, de schacht van de
ganzeveer en het strooipotje met zand, dat
toen de functie van vloeipapier vervulde. De
bal touw rechts vooraan werd door mr. Bicker
waarschijnlijk gebruikt voor het verzegelen
van zijn stukken.
Leg- of rekenpenningen
Met een karakteristiek gebaar van de duim zit
de muntmeester geld te tellen. Of zijn het ei
genlijk wel geldstukken? Aan de kleur te zien
zijn zij van koper en het zijn er ook niet veel.
Als de man zijn rijkdom wilde tonen zou hij
184
een groot aantal goudstukken laten zien. Het is
waarschijnlijker dat het penningen zijn, die
hij als muntmeester heeft laten vervaardigen in i
zijn atelier. Muntmeesters deden dat wel meer.
Het was voor hen een soort visitekaartje; zij
lieten er bijvoorbeeld hun wapen op afbeelden
of zij zetten er een fraaie spreuk op. De meest
verschillende uitvoeringen komen daarvan
voor.
Penningen waren veel gevraagd als hulpmiddel
bij het rekenen. Wij kunnen ons niet goed meer
voorstellen hoe moeilijk het rekenen was vóór
meester Bartjens in het eerste kwart van de
17e eeuw de methode uitvond die wij nu nog
allemaal gebruiken voor de eenvoudige reken
kundige bewerkingen. In de aan hem vooraf
gaande eeuwen wist men daarmee eigenlijk
geen raad. Wie veel bedragen had op te tellen
gebruikte daarvoor een telraam, maar dat had
weer het bezwaar dat het nogal star was en
slechts beperkte mogelijkheden bood; men zat
vast aan een bepaald aantal regels en een be
paald aantal kralen per regel. Daarom werd er
door handelaren en bankiers ook veel gebruik
gemaakt van losse schijfjes metaal, als het
ware fiches, die zij uitlegden op van lijnen
voorziene borden, op dezelfde manier als
waarop men schuift met kralen op een telraam.
Er bestonden handleidingen hoe men op die
wijze kon optellen, ook als het ging om bedra
gen die in telkens verschillende muntsoorten
waren uitgedrukt. De metalen schijfjes die
daarbij werden gebruikt noemde men leg- of
rekenpenningen.
De legpenning als propagandamateriaal
De muntmeesters voorzagen dus met hun pen
ningen in een behoefte. De overheid zag in