de kleinere LEI-bedrijven. Dit resultaat is af
hankelijk van de opbrengst en de kosten, die
op hun beurt samenhangen met het bouwplan
en met de opbrengst van de gewassen. Geble
ken is dat de opbrengst in kilogrammen per
hectare van eenzelfde gewas bij de grote be
drijven niet veel afwijkt van die op kleinbedrij
ven. Bekijken wij de kostenkant van het geheel
dan vinden wij hier de verklaring voor het aan
zienlijk grotere arbeidsinkomen. Bij de bedrij
ven van het PAW-onderzoek liggen de kosten
per hectare gemiddeld 447 gulden lager dan
die op de kleinere LEI-bedrijven. De bewer-
kingskosten, waaronder de kosten voor arbeid,
werk door derden en voor werktuigen, zijn on
geveer 25 procent lager dan op de gemiddel
de LEI-bedrijven. Men kan op de grote bedrij
ven dus blijkbaar goedkoop werken dank zij de
zeer lage arbeidskosten. Omgekeerd evenre
dig met het aantal arbeiders per bedrijf is het
bedrag dat is geïnvesteerd in dode inventaris.
Het gemiddelde bedrag dat in machines en in
ventaris werd geïnvesteerd, lag bij de grote
bedrijven op 43.000 gulden per man.
Bij de LEI-bedrijven was dit 23.000 gulden per
man. Voor de akkerbouw mogen dus zeker
goede resultaten van een bedrijfsvergroting
worden verwacht. Het is zelfs zo dat de PAW-
bedrijven zonder grote kapitaalsinvesteringen
en zelfs zonder belangrijke uitbreiding van het
arbeidsbestand een nog groter aantal hectare
hadden kunnen bewerken; dit geldt speciaal
voor de bedrijven met minder arbeidsinten
sieve teelten.
Hoe liggen de mogelijkheden?
De vraag is echter hoe de mogelijkheden lig
gen om zo'n bedrijf te verwerven. Hiervoor
hopen de opstellers van het plan Mansholt vol
doende gronden te kunnen vrijmaken. Als deze
gronden bijgepacht kunnen worden en niet al
te ongunstig gelegen zijn ten opzichte van be
staande bedrijven dan zullen er weinig moei
lijkheden zijn. Moet men deze gronden echter
in eigendom verwerven terwijl daarnaastzware
investeringen moeten worden gedaan in ver
band met het eventueel zelf gaan doen van di
verse werkzaamheden, die vroeger werden
uitbesteed aan loonwerkers, dan moet men
zich inderdaad afvragen of de resultaten wel
evenredig met de oppervlaktevergroting zul
len verbeteren. Hierbij zouden wellicht bepaal
de samenwerkingsvormen bij gebruik van ma
chines en van loonwerkers uitkomst kunnen
bieden. Op deze manier bekeken en uitge
werkt kan men terecht van mening zijn dat het
plan Mansholt voor de akkerbouwbedrijven
goede perspectieven biedt. Of het allemaal zo
ideaal uitkomt is nog de vraag.
148