ECONOMISCH NIEUWS
maatschappelijke overwegingen is naar onze
mening te weinig nadruk gelegd op de con
crete verschillen in bedrijfsuitkomsten van be
drijven van verschillende grootte.
Verschillen in bedrijfsgrootte
Het Landbouw-Economisch Instituut en een af
deling van het Proefstation voor Akker- en
Weidebouw (PAW) hebben in dit verband een
aantal nuttige onderzoekingen verricht. Of de
cijfers van het PAW-onderzoek van bijvoor
beeld grote akkerbouwbedrijven van 60-80
hectare goede uitgangspunten bieden voor de
landbouw in 1980 is uiteraard moeilijk te voor
spellen. Zeker is in ieder geval dat akkerbouw
bedrijven van 60 tot 80 hectare, die de factoren
grond, arbeid en kapitaal economischer ge
bruiken, op dit moment al hogere arbeidsin
komsten bieden dan bedrijven van 30 tot 40
hectare, die het onderwerp zijn geweest van
de LEI-studies.
Uit de PAW-studie blijkt dat het netto-over
schot per hectare cultuurgrond in de periode
1962 tot en met 1965 167 gulden hoger lag dan
die van de door het LEI onderzochte bedrijven
van 30-40 hectare. Ook het vierjaarlijks gemid
delde netto-overschot van de afzonderlijke
grote bedrijven lag boven het gemiddelde van
de door het LEI bestudeerde bedrijven. Door
de grote oppervlakte van 60 tot 80 hectare heb
ben de door het PAW onderzochte bedrijven
een gemakkelijker en soepeler aanpassing
van de arbeidsbezetting aan de arbeidsbehoef-
te en tevens betere mogelijkheden tot renda
bele exploitatie van eigen werktuigen. Daar
door kan per man 20 tot 25 hectare worden be
werkt, terwijl dit bij de kleinere, door het LEI
onderzochte, bedrijven 12-15 hectare be
draagt. Hierdoor kan het grotere bedrijf een
gunstiger netto-overschot boeken en daarmee
een gunstiger netto-inkomen.
Verschillen in inkomen
In deze jaren bedroeg het gemiddelde jaarlijks
arbeidsinkomen per boer op de grote bedrij
ven ruim 50.000 gulden; bijna het dubbele van
147