van de voorgaande klassen niet is uitgekomen,
kan öf doorspelen door zijn lot met bijpassing
van het verschil in prijs tegen een nieuw lot te
verwisselen öf besluiten om zijn verlies maar
te nemen. De eerste Generaliteitsloterij, waar
van de thans trekkende Nederlandse Staatslo
terij het vervolg is, werd door de Staten Gene
raal in april 1726 vastgesteld. Ze was reeds in
januari van dat jaar in beginsel aangenomen,
waarbij meteen besloten werd dat de provin
ciale en andere loterijen binnen de provincies
moesten stoppen. Ook werd besloten de prij
zen uit te reiken in contant geld, omdat een ze
kere Willem Kersseboom, een vooraanstaand
wiskundige en statisticus, die in Engeland erg
bekend was, had berekend dat de lijfrente-lo
terijen 'hoogst schadelijk' waren voor het land.
De eerste Generaliteitsloterij was geen suc
ces. Toch wilde men doorgaan met de open
bare geautoriseerde loterij, enerzijds om geld
te verkrijgen en aan de andere kant om de
speelzucht op deze manier te kanaliseren. Van
alle kanten werden ontwerpen voor de loterij
toegestuurd, die de bovengenoemde Willem
Kersseboom analyseerde en die hij op hun ver
dienste onderzocht. De elkaar opvolgende lo
terijen waren van diverse ontwerpers. Pas de
vijfde Generaliteitsloterij kreeg een officieel
nummer; de notulen hierover van de Raad van
State hebben als opschrift 'Generaliteits vijf
de lotery van 35 tonnen gouds'. In de jaren die
er op volgden heeft de Generaliteitsloterij on
afgebroken stand gehouden, alleen haar naam
wisselde. De Generaliteitsloterij kreeg in 1798
(Bataafsche Republiek) de toevoeging 'nu Ba-
taafsche'; onder Lodewijk Napoleon heette zij
Koninklijke Hollandsche loterij; tijdens de in
lijving bij Frankrijk werd zij loterie dite hollan-
daise of loterie de Hollande genoemd; na het
herstel van het huis van Oranje werd zij de
Nederlandsche loterij, daarna Koninklijke Ne-
derlandsche Loterij en in 1815 zelfs classikale
Nederlandsche loterij. Sinds vele jaren al heet
de Staatsloterij officieel de Koninklijke Neder
landse Staatsloterij. Mr. G. A. Fokker, schrij
ver van het boek 'Geschiedenis der Loterijen
in de Nederlanden', waaruit wij deze gegevens
over de staatsloterij hebben gehaald, besluit
zijn boek met een verzuchting over de verder
felijkheid van de staatsloterij: 'De openbare
meening is ten aanzien dezer zaak niet ge
noegzaam verlicht. (-) Tot eene voldoende op
klaring van de openbare meening schijnt nog
eene opzettelijke aanwijzing noodig van de
verderfelijkheid der Staatsloterij, uit een regts-
zede- en staathuishoudkundig gezigtspunt'.
126