OPRICHTING GRONDBANK AANBEVOLEN
RAPPORT GRONDFINANCIERING
Financieringsvraagstuk in de landbouw
Het financieringsvraagstuk in de landbouw is
vooral de laatste jaren een knellend probleem
geworden omdat voor een rendabele bedrijfs
voering per bedrijf steeds meer grond nodig is,
terwijl de grondprijzen aanzienlijk zijn geste
gen. De financieringsproblemen worden nog
vergroot door de regelmatige afvloeiing van
vermogen in het kader van de generatiewisse
ling, waardoor elke generatie voor de nood
zaak staat een belangrijk deel van de bedrijfs-
inkomsten te besparen om althans de conti
nuïteit van het bedrijf te verzekeren. In april
van het vorige jaar werd door het Landbouw
schap en de centrale landbouwkredietinstel
lingen een commissie ingesteld, die opdracht
kreeg het financieringsvraagstuk met betrek
king tot de produktiefactor grond in de land
bouw te bestuderen.
De werkgroep verwacht dat deze financie
ringsproblemen in de komende tien a vijftien
jaar sterk zullen toenemen. Het is nu al be
kend dat het de komende jaren steeds zwaar
der zal worden eigen middelen te verwerven
die noodzakelijk zijn voor een gezonde finan
ciële structuur.
De commissie voorziet voor de komende tien
a twintig jaren dat tenminste de helft van het
huidige aantal bedrijfshoofden tot beëindiging
zal besluiten. De vrijkomende grond zou dan
toegevoegd kunnen worden aan de overblij
vende bedrijven die door de verdergaande
technische ontwikkeling gedwongen zullen
worden de schaalvergroting aan te grijpen om
hun rentabiliteit te verbeteren. Deze verwach
tingen zijn er de oorzaak van dat de prijzen
van landbouwgronden voorlopig wel zullen
blijven stijgen. Dit zeker omdat ook in de toe
komst landbouwgrond een interessant object
zal blijven voor de categorie van beleggers,
die primair belang heeft bij de instandhouding
van het reëel vermogen. Veel bedrijven die
hun oppervlakte cultuurgrond willen uitbreiden
komen echter voor financieringsproblemen te
staan. De belangrijkste bestaande financie
ringsbronnen kunnen in onvoldoende mate in
deze stijgende vermogensbehoeften voorzien.
106