Dat de geldmarkt in het afgelopen jaar over
wegend aan de krappe kant is geweest, moge
ook blijken uit de vastgestelde daggeldta
rieven van 1968. Vooral medio 1968 en in de
laatste maanden van dit jaar gaven de hoge
daggeldrenten een juist beeld van de span
ningen op de geldmarkt. Een vastgestelde
rente van 4% procent was in die maanden
eerder regel dan uitzondering.
Daggeldrente omhoog
Toen op 20 december de Nederlandsche Bank
besloot het officiële discontotarief meteen half
procent te verhogen, aarzelde de bankcom-
missie dan ook niet, de daggeldrente terstond
aan te passen en op 5% procent te stellen;
dit percentage bleef tot de laatste dag van
1968 zonder meer gehandhaafd, al viel de
krapte tenslotte toch nog mee. In de laatste
week keerde namelijk nog behoorlijk wat
bankpapier terug naar de kassen van de
banken. Volgens de weekstaat van 30 decem
ber was dit 105 miljoen gulden, een bedrag
dat de laatste dag nog hoger werd. Hierdoor
kreeg de markt op de 31ste een vriendelijker
karakter dan verwacht werd, wat uiteraard
niet betekent dat de geldmarkt naar ruim was
overgeslagen. Dit zou nog wel even duren.
Kredietbeperkende maatregelen
Sinds maart 1967 heeft geen wijziging in de
discontotarieven meer plaatsgevonden. Op
die datum werd het promessendisconto met
een half procent verlaagd naar 5 procent. De
Nederlandsche Bank verhoogde met ingang
van 20 december 1968 om diverse redenen de
rentetarieven met een half procent, waardoor
het promessendisconto het peil van 51/2 pro
cent bereikte. Dit houdt onder meer in dat de
banken, als zij bij de Nederlandsche Bank
voorschotten willen opnemen, daarvoor een
rente van niet minder dan 5V2 procent moeten
betalen. De motiveringen voor deze verho
ging waren de stijgende rente in het buiten
land, met als mogelijk gevolg ongewenste
kapitaalexport, het minder gunstige verloop
van onze betalingsbalans, alsook het gevaar
van nieuwe conjuncturele spanningen, ge
paard gaande met overbesteding en inflatie.
Naast deze discontoverhoging zouden ook
weer kredietbeperkende maatregelen wor
den ingevoerd. Anderhalf jaar lang, sedert
juni 1967, was deze kredietrem buiten werking
geweest. Met ingang van 1 januari zouden de
handelsbanken en de landbouwkredietinstel
lingen in de eerste viermaandsperiode van
1969 weer aan een maximum worden gebon
den, voor wat de groei van hun korte krediet
verlening aan de private sector betreft. Die
groei zou in de periode januari-april niet hoger
mogen zijn dan 6 procent van de gemiddelde
stand van de kredietverlening in de maanden
september-december 1968. Bij overschrijding
van deze kredietnorm zou een renteloos straf-
deposito als sanctie worden opgelegd. Ook
heeft de Nederlandsche Bank de banken
verzocht, de groei van de langlopende bin
nenlandse activa niet hoger te laten worden
clan de groei van de langlopende passiva. Als
een bank zich niet aan dit verzoek houdt,
zullen daaraan vooralsnog geen sancties
worden verbonden.
Bedroevend resultaat
voor de laatste staatslening
In het vorige artikel werd aan de hand van de
45