DE WOEKERAAR EN DE WEDUWE UIT DE BOERENLEENBANK-KALENDER Jan Havicksz. Steen Het huishouden van Jan Steen, dat moet wel een janboel zijn geweest, waar honden, kin deren en de rest van de familie vrolijk en slordig door elkaar krioelden. Waar zou an ders de uitdrukking 'een huishouden van Jan Steen' vandaan komen? Toch schijnt deze benaming meer verband te houden met de voorstellingen op zijn schilderijen en met de populariteit daarvan dan met zijn eigen huishouden. Jan Steen was een hardwer kend huisvader van zes kinderen, die en kele honderden schilderijen maakte en daar naast een taveerne hield. Weinigen van onze zeventiende-eeuwse meesters zijn zo com pleet in het Rijksmuseum in Amsterdam te bewonderen. Toen Jan Steen zich in 1646 als ongeveer twintigjarige bij de universiteit van Leiden liet inschrijven met het vaste voornemen carrière te maken kon hij nog niet weten dat hij er na twee jaar de brui aan zou geven. Hij ver liet de Academie (de Leidse hogeschool) en volgde zijn roeping als kunstenaar. Bij de Utrechter Nicolaas Knupfer, een leerling van Abraham Bloemaert, ging hij in de leer. Daar na was hij nog gezel bij diverse andere schil ders, waaronder Adriaan van Ostade in Haar lem en Jan van Goyen in Den Haag. Bij Jan van Goyen ging hij niet alleen in de leer, hij huwde ook diens oudste dochter Grietje. Het jonge paar bleef tot 1654 in Den Haag wonen, maar toen Jan Steen - zoon van een brouwer- de kans kreeg in Delft een brouwerij te huren, trok hij met zijn vrouw naar Delft in de hoop dat de brouwerij hem de nodige inkom sten zou verschaffen. Het grootste deel van zijn leven had hij moeite, het zout in de pap te verdienen. Toch schreef Arnold Hou- braken in 'De groote schouburgh der Neder landse Konstschilders en schilderessen' over hem en David Teniers: 'Hunne potzige tafereelen worden gretig gezocht en wel be taalt, terwijl andere konst traaglijk aan den man wil'. Geen waardige onderwerpen Arnold Houbraken was het echter niet eens met Jan Steens keuze van onderwerpen. In zijn boek, dat bedoeld is als een voortzetting van het 'Schilderboeck' van Carel van Man der, vergelijkt hij Gerard Dou met Jan Steen, waarna hij verder gaat: 'Beide zyn zy groote Meesters in de Konst geweest, en die elk in 24

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1969 | | pagina 40