houden tot een beleid dat moet voorkomen
dat de expansie uit de hand loopt.
De boerenleenbanken in 1968
Bij de samenstelling van dit artikel beschik
ken wij in het algemeen nog slechts over
cijfers van de eerste elf maanden. Daaruit
kan in grote lijnen de ontwikkeling voor het
gehele jaar 1968 worden afgeleid. Wel moet
men daarbij bedenken dat in december de
invoering van de BTW per 1 januari 1969 zo
wel het passieve als het actieve bedrijf nog
aanzienlijk kan beïnvloeden.
Explosieve groei van de uitzettingen
De eigen uitzettingen van de aangesloten
banken zijn in 1968 zeer sterk toegenomen.
Vooral de uitstaande vaste leningen vertoon
den een groei die welhaast explosief te noe
men is: de toeneming was in de eerste elf
maanden 87 procent groter dan in dezelfde
periode van 1967. Het is duidelijk dat een zo
sterke stijging niet alleen een gevolg kan zijn
van de normale groei van het bedrijf van
onze banken.
Een deel van deze toeneming komt dan ook
voor rekening van het feit dat in 1968 de
Nederlandsche Bank geen kredietbeperkende
maatregelen toepaste, terwijl in de eerste
maanden van 1967 de kredietbeperkende maat
regelen van de Nederlandsche Bank de voor
schotverstrekking nog aan banden legde. Een
belangrijkere oorzaak is naar onze mening
echter gelegen in het van kracht worden van
de nieuwe liquiditeitsregeling voor onze ban
ken. Voor een aantal van hen betekent deze
nieuwe regeling dat zij zich bij het verlenen
van voorschotten voorshands niet meer be
hoeven te beperken tot leningen als bedoeld
in artikel 47 lid 3 van hun statuten. Dat de
betreffende banken van de nieuwe mogelijk
heden hebben geprofiteerd blijkt wel uit de
toeneming van de verstrekkingen buiten de
bedrijfssfeer.
De agrarische sector nam maar weinig meer
nieuwe voorschotten op dan in 1967, wat be
tekent dat de groei in de uitzettingen vrijwel
geheel voor rekening komt van de niet-agra-
rische sector. Een verheugend verschijnsel is,
dat steeds meer middenstandsbedrijven zich
voor de financiering van hun investeringen
tot onze banken wenden. In de eerste helft
van 1968 namen deze bedrijven bijna twee
maal zoveel nieuwe leningen op als in de
zelfde periode van het voorafgaande jaar.
Voor een belangrijk deel komt de groei van
de verstrekkingen voor rekening van de finan
ciering van het eigen-woningbezit. Deze toe
neming is mede een gevolg van een tweetal
factoren. Allereerst is dat de nieuwe subsidie
regeling voor eigen woningen en particuliere
huurwoningen, die op 1 januari 1969 van
kracht is geworden. Tegelijkertijd is toen voor
de gemeenten de mogelijkheid uitgebreid om
zich garant te stellen voor hypothecaire wo
ningbouwleningen. Deze overheidsmaatrege
len brachten het eigen-woningbezit dichter
binnen het bereik van de financieel minder
draagkrachtige groepen van de bevolking en
in het algemeen behoren juist deze groepen
tot de cliëntenkring van de boerenleenban
ken.
In totaal verstrekten onze banken in de eerste
6