R E NTE
Bij de opening van een viertal nieuwe bank
kantoren van boerenleenbanken in Breda,
werd onder meer het woord gevoerd door mr.
Ph. C. M. van Campen, algemeen directeur van
de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank.
De heer Van Campen besprak niet alleen
plaatselijke problemen, maar ook de groei
van de hele boerenleenbankorganisatie. Hij
wijdde daarbij een passage aan een ministeri
eel rondschrijven aan provincies van 31 okto
ber 1968, waaruit blijkt dat de regering bereid
is aan gemeentelijke overheden ontheffing te
verlenen van de centrale financieringsvoor
schriften in geval zij de benodigde gelden kun
nen opnemen bij plaatselijke financiële instel
lingen, met dien verstande echter, dat daarbij
de rentevergoeding minstens een kwart pro
cent lager zou moeten zijn dan die, welke op
dat moment door de Bank voor Nederlandsche
Gemeenten wordt gevraagd.
tebesturen er goed aan doen, zich geen illu
sies te maken naar aanleiding van een onlangs
uitgevaardigde ministeriële bepaling, volgens
welke zij ontheffing kunnen krijgen van de cen
trale financiering ten aanzien van leningen, die
door plaatselijke financiële instellingen wor
den aangeboden, mits het rendement van die
leningen tenminste eenvierde procent lager is
dan het rendement dat wordt gevraagd door
de Bank voor Nederlandsche Gemeenten.
Het spijt mij, dat ik de feestelijkheid van deze
dag niet kan opluisteren met de mededeling,
dat de kassen van onze boerenleenbanken
wijd open zullen staan voor het verstrekken
van dergelijke minder rendabele leningen en
dat onze boerenleenbanken daarbij het nade
lige renteverschil wel voor hun rekening zullen
nemen. Dat zou immers betekenen, dat onze
banken op elke miljoen gulden die zij in de
vorm van een dertigjarige lening zouden uitzet
ten, een rentebedrag zouden derven van onge
veer veertigduizend gulden. Wanneer men
daarbij een beroep meent te mogen doen op
burgerzin - een term die in dit verband in de
door mij bedoelde circulaire van het ministe
rie van Binnenlandse Zaken wordt gebezigd -
dan moet ik zeggen, dat het mij ontgaat waar
om die burgerzin alleen van de plaatselijke fi
nanciële instellingen wordt verwacht.
Burgerzin van iederéén
Van burgerzin zou ik slechts daar willen spre
ken, waar de gemeenschapsleden gezamenlijk
een offer willen brengen. Indien een dergelijke
629