VAN DE BOEKENPLANK
Bedrijfssparen volgens de Wet, opgesteld en
uitgegeven door de Raad van Nederlandse
Werkgeversverbonden, 's-Gravenhage, 1968,
59 blz., f 2,—.
Onder deze titel geeft de Raad van Nederland
se Werkgeversverbonden een tweede herziene
druk uit van een boekje, waarin een toelichting
wordt gegeven op de Wet en op de Algemene
Maatregel van Bestuur over de vrijstelling van
fiscale en sociale lasten voor ondernemings
spaarregelingen. In het voorwoord wordt ge
zegd dat er verschillende redenen waren om
de in 1962 verschenen eerste druk, die al ge
ruime tijd is uitverkocht, te herzien. De rede
nen die genoemd worden zijn de recente aan
passing van de wet aan de nieuwe belasting
wetten, de verhoging van de fiscale vrijstel
lingsgrens van 390 gulden tot 500 gulden per
kalenderjaar, het invoeren van zogenaamde
suppletieregelingen, verder de opneming van
de zogenaamde periodespaarregelingen in het
besluit en tenslotte de combinatiemogelijkhe
den van spaarregelingen met de Jeugdspaar-
wet en de Algemene Premiespaarwet. Wij me
nen dat dit nieuwe boekje in een behoefte voor
ziet. Geïnteresseerde werkgevers zullen ereen
antwoord in vinden op alle mogelijke vragen
omtrent de opzet en uitvoering van een belas
tingvrije premiespaarregeling, c.q. winstde-
lingsspaarregeling. Daartoe dragen zowel bij
de deskundigheid, waarmee deze omvangrijke
materie wordt gebracht, als de overzichtelijke
manier van samenvatting van de gehele stof.
Met betrekking tot de inhoud zouden wij overi
gens toch nog enkele kleine kanttekeningen
willen plaatsen.
Als de schrijvers terzake van één van de er
kende bestedingsdoeleinden, namelijk het hu
welijk van de deelnemer, stellen dat deze uit
gaven premiabel zijn voor zover deze zijn ge
schied in het tijdvak dat aanvangt één jaar vóór
en eindigt drie maanden na het sluiten van het
huwelijk, dan zouden wij - gelet op artikel 16
van het besluit - erop willen wijzen, dat de gel
den in voornoemd tijdvak van de bedrijfsspaar-
rekening moeten zijn opgenomen. Anders ge
zegd: de datum van opneming is hier bepalend,
niet de datum van besteding van de gelden.
Ook de omschrijving in de als voorbeeld opge
nomen concept-reglementen van het zoge
naamde lifo-systeem (last in - first out) komt
niet geheel uit de verf.
Inderdaad passen de spaarinstellingen alge
meen dit systeem toe, maar dan zo, dat men
niet direct bij elke opneming, zoals door de
schrijvers wordt gesuggereerd, maar eerst aan
het einde van elk kalenderjaar nagaat of en zo
ja, voor welk bedrag voorgaande jaarsaldi
door de opneming zijn aangetast. Met andere
woorden, er wordt rekening gehouden met de
stortingen die na de opneming in hetzelfde ka
lenderjaar nog plaatsvinden. Dat dit door ons
en andere spaarinstellingen gevolgde systeem
tot andere uitkomsten leidt, laat zich gemakke
lijk begrijpen.
613