gulden kwamen te staan. Het saldo dat door de
banken bij de Nederlandsche Bank werd aan
gehouden, verminderde met praktisch eenzelf
de bedrag, waardoor de situatie voor de ban
ken nagenoeg onveranderd bleef.
Daarna kwam er geleidelijk een lichte wijziging
in die krappe toestand. Het bankpapier bleef
terugstromen terwijl het rijk ook nog grote af
lossingen te doen had aan vervallende kas
geldleningen. Deze uitgaven overtroffen de be
lastingontvangsten zodanig, dat het saldo van
het rijk per 14 oktober 'nog maar' 476 miljoen
gulden bedroeg.
De banken konden met deze middelen een
groot deel van de voorschotten aflossen en
deze daardoor met 250 miljoen terugbrengen
tot 40 miljoen gulden. Het saldo van de banken
beliep toen 50 miljoen gulden, hetgeen de ver
onderstelling wettigt, dat geldgevende banken
per de balansdatum van 14 oktober onvoldoen
de geldvragers konden vinden. Ten teken dat
de geldmarkt aan het omslaan was, verlaagde
de bankcommissie, die de daggeldrente dage
lijks aan de situatie toetst, deze rente op 11 ok
tober met een kwart procent naar41/2 procent.
Vanwege de grote betalingen van het rijk,
waaronder de uitkering uit het gemeentefonds,
sloeg de geldmarkt op 15 oktober om naar ui
terst ruim. De schatkistbetalingen beliepen
niet minder dan 400 miljoen gulden.
Aangezien het rijk deze uitgaven uiteraard had
voorzien en de nodige financieringsmiddelen
niet kon ontberen, was er voor de Agent van
het ministerie van Financiën reden genoeg om
per 15 oktober weer in de markt te komen met
een grote verscheidenheid aan schatkistpa
pier. Het assortiment, waarvan de Agent op 23
september de uitgifte had gestopt, werd op
nieuw verkrijgbaar gesteld tegen gelijkluiden
de prijzen; vier- en vijfmaandspromessen op
een disconto van respectievelijk 47/u en 49/16
procent, terwijl schatkistbiljetten met looptij
den van drie, vier en vijf jaar werd afgegeven
tegen een rente van 51/8, 5% en 5% procent.
Naar men aanneemt werd op de eerste
dag al voor ongeveer 100 miljoen gulden aan
schatkistpapier van de Agent afgenomen
Daartegenover verviel echter op dezelfde da
tum een grote post promessen, wat de schat
kist weer veel geld kostte.
De belastinggelden bleven binnenstromen,
zodat het saldo van het rijk op 21 oktober
toch nog altijd 384 miljoen gulden beliep, een
vermindering dus van 's rijks middelen met
slechts 90 miljoen gulden. Dat de banken al
deze betalingen moeilijk uit eigen middelen
konden doen valt wel te begrijpen. De nog te
ruggekeerde bankbiljetten en niet te vergeten
de grote betalingen van het rijk brachten niet
voldoende soelaas. De belastingbetalingen en
de afname van schatkistpapier verplichtten de
banken daarom per saldo voor bijna 110 mil
joen gulden aan voorschotten op te nemen
waardoor deze post per 21 oktober tot 148 mil
joen gulden steeg. Dat de banken daarbij hun
saldi bij de Nederlandsche Bank zagen dalen
van 50 miljoen tot 15 miljoen gulden, was wel
te voorzien. Daarmee was aan de ruime geld
markt een spoedig einde gekomen.
Op 15 oktober werd de officiële daggeldrente
met niet minder dan 21/2 procent verlaagd tot 2
procent om een dag later op 11/2 procent te
worden gebracht. Daarna werd het tarief, in
verband met de opnieuw krapper wordende si
tuatie, al gauw weer verhoogd om met enkele
'tussentrappen' op 23 oktober op 41/2 procent
te belanden en een dag later zelfs op 4% pro
cent. Met de ultimo en de belastingbetalingen
609