gelden, volgens het principe van risicosprei ding, deelnemingen tot stand te brengen in on dernemingen die uiteraard aan bepaalde voor waarden moeten voldoen. Deze participatie maatschappijen streven een positief rende ment na, zodat het logisch is dat alleen onder nemingen met goede vooruitzichten in aanmer king zullen komen. Het feit, dat beheer en ei gendom evenals de continuïteit samenvallen in de persoon van de ondernemer, houdt voor de participatiemaatschappij extra risico in. Daar bij komt nog, dat vele zelfstandige onderne mers moeite zullen hebben met de inspraak van derden op voet van gelijkheid, terwijl zij ook moeite zullen hebben om een overeenkomst aan te gaan, waarbij de verplichtingen afhan kelijk worden gesteld van de winstontwikke ling. De participatiemaatschappij zal echter een zekere invloed op de gang van zaken wil len hebben, terwijl de administratie zodanig moet zijn ingericht dat daaruit de nodige gege vens verschaft kunnen worden. De zelfstandigheid van de onderneming dient echter niet te worden aangetast, zodat de par ticipatie slechts maximaal 49 procent van het totaal eigen vermogen zou mogen bedragen. De commissie acht het waarschijnlijk dat par ticipaties alleen tot stand zullen worden ge bracht met toepassing van de rechtsvorm van de naamloze of commanditaire vennootschap. Aan de ondernemer kan in principe het recht van terugkoop worden toegekend. Gezien de grote risico's die zij loopt, zal de participatie maatschappij ook willen delen in de waarde vermeerdering van de ondernemingen. Oprichting participatiemaatschappij Een van de belangrijkste problemen bij de op richting van een participatiemaatschappij is het aantrekken van het oprichtingskapitaal. Volgens de commissie moeten de oprichters kapitaalverschaffers worden gezocht in de kring van hen die op de hoogte zijn met het midden- en kleinbedrijf en hun geldelijke po sitie, zoals financiële instellingen en hogere geledingen in de bedrijfskolom, ofwel het mid den- en kleinbedrijf zelf. Het is te overwegen om meerdere participatiemaatschappijen op te richten, die eventueel ook vreemd vermogen zouden kunnen aantrekken. In een dergelijk geval zou men er echter voor moeten waken dat er geen liquiditeitsmoeilijkheden ontstaan. Achtergestelde kredieten Het tweede gedeelte van de opdracht van de commissie was, na te gaan in hoeverre het vestigingskrediet zou moeten worden uitge breid. Het vestigingskrediet is ervoor om de eigen middelen van een zich voor het eerst vestigende ondernemer zodanig aan te vullen, dat hij op die basis andere middelen kan ver krijgen. Het krediet is achtergesteld, dat wil zeggen, dat eerst de rente- en aflossingsver plichtingen op de overige geleende gelden moeten worden voldaan. Het is dus in zekere mate risicodragend vermogen. De commissie doet in haar rapport de suggestie, het werkge bied van het bedrijfsontwikkelingskrediet uit te breiden tot ondernemingen, die door gebrek aan middelen in hun ontwikkeling worden ge remd, bijvoorbeeld bij het vormen van filialen. De commissie komt dan ooktot de slotsom, dat een soepele hantering van de achtergestelde kredietmogelijkheden een belangrijke bijdra ge kan leveren tot de oplossing van de proble men, die samenhangen met de risicodragende financiering in het midden- en kleinbedrijf. 583

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 21