smelting bracht de opstandelingen meer dan een miljoen gulden in het laatje. Maatregelen tegen muntverzwakking Nadien begonnen de staten van Holland toch ook weer provinciale munten te slaan, mede in verband met de handel op de Oostzee. Om het vertrouwen in die munten ook in vreemde lan den te wekken, gebruikte Holland de soorten die in Duitsland gebruikelijk waren, onder meer de zilveren rijksdaalder Deze kreeg als beeltenis een geharnast borstbeeld, dat de ge laatstrekken van de leider van de opstand, prins Willem van Oranje, vertoonde. Zijn naam werd echter niet vermeld; hij was geen soe verein vorst en kon daarom volgens de gel dende bepalingen niet als muntheer worden afgebeeld. In diezelfde tijd kwamen Zeeland, Zilveren arendsdaalder van de stad Kampen, ongeda teerd, vermoedelijk tussen 1596 en 1597 geslagen. De voorzijde toont de stadspoort van Kampen met de drie torens. Het omschrift luidt: MONE(ta) NO(va) CIVI- TATIS IMPE(rialis) CAMPENSIS - Nieuw geld van de rijksstad Kampen. Gelderland en Overijssel met daalders waar op, ondanks de afzwering van Filips II, diens wapen en devies stonden. Dit werd gedaan om de gangbaarheid van de munt te verzekeren. Hieruit blijkt wel, dat de eenheid in het munt wezen al spoedig ver te zoeken was. Het was rond de eeuwwisseling een wanordelijke toe stand, waarin de munt vrijwel volledig tot ver val kwam. Om daaraan een eind te maken werd als voorlopige maatregel door de Staten van Holland en Zeeland een algemeen verbod voor het aanmunten uitgevaardigd. Van dit verbod waren de gouden dukaat en de Hollandse rijks daalder uitgezonderd. Ook pakten de Staten van Holland de stedelijke munthuizen hard aan. In 1605 kwam een besluit tot stand, waarbij on der andere aan de munthuizen van Nijmegen en Zutphen, de drie Overijsselse steden De venter, Kampen en Zwolle en aan Groningen de mogelijkheid werd gegeven om van het slaan van munten af te zien tegen een jaarlijkse ver goeding van tweeduizend gulden, te gebruiken voor het onderhoud van hun vestingwerken. Alle munthuizen accepteerden dit behalve Gro ningen. Bepaald werd dat een Nederlandse rijksdaalder ter waarde van tweeëneenhalve gulden zou worden geslagen. Daarnaast werd de Hollandse leeuwendaalder, die in het bui tenland bijzonder populair was, gehandhaafd. Nog later ging de overheid er toe over, boeken uit te geven met tarieven waartegen nieuw toe gelaten muntsoorten met hun koersen werden gepubliceerd. Om het raadplegen van zo'n ta- riefboek zo gemakkelijk mogelijk te maken, werd een 'beeldenaer ofte figuerboeck' uitge geven, waarin afbeeldingen van de getarifieer- de munten waren opgenomen. Ook nam de Re publiek maatregelen om de 'steygering', de voortdurende stijging van de koersen van gou- 575

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 13