vervangen door een nog zwaarder stuk, de Fi-
lipsdaalder van vijfendertig stuivers, als tegen
hanger voor de Duitse thaler. Het uitgeven van
zo'n zware zilvermunt gaf geen moeilijkheden
omdat het zilver in grote konvooien, de be
faamde zilvervloten, uit Spaans-Amerika werd
aangevoerd. De grote zilverstukken verdwe
nen echter, tot grote verontwaardiging van Fi-
lips II, naar de muntwerkplaatsen, die aan het
begin van zijn regering als paddestoelen uit de
grond schoten. De munten werden daar met
winst tot daalders omgesmolten. De hagemun-
terij stak de kop op; vele munthuizen van ede
len die er door het stabiele muntwezen tijdens
Karei V geen brood meer in hadden gezien,
openden weer hun munthuizen en produceer
den daalders.
Keerzijde van een zilveren leeuwendaalder, geslagen
in 1652 te Gelderland met de staande Hollandse leeuw.
Het omschrift luidt: CONFIDENS D(omi)NO NON
MOVETUR -Wie op de Heer vertrouwt wankelt niet.
De leeuwendaalder werd in de zeventiende eeuw vrij
wel alleen geslagen ten behoeve van de export naar de
Levant.
Daalder wordt rijksdaalder
Na besprekingen die tientallen jaren duurden
kwam er in die tijd tussen de Duitse vorsten en
de Rijksdag een algemene regeling tot stand,
waarin de muntslag van deze vorsten aan ban
den werd gelegd. De kenmerken van de zilve
ren daalder werden in speciale wetten om
schreven. Het gehalte, de grootte en diverse
andere technische bijzonderheden werden be
paald. Voortaan moesten de daalders, die in
deze wetten rijksdaalders werden genoemd,
naast het wapen of borstbeeld met de naam
van de uitgevende vorst of stad, ook de rijks
adelaar en de naam van de regerende keizer
dragen. Tegelijkertijd werd er een controle
systeem in het leven geroepen.
De leeuwendaalder
Voorjaar 1572 kwam het merendeel van de ste
den van Holland en Zeeland in opstand tegen
het Spaanse bewind. Daarmee begon de Tach
tigjarige oorlog. De Staten-Generaal namen
het beheer van het geldwezen over. De Hol
landse munt in Dordrecht - de enige in het
gebied van de opstand - zette in het begin de
aanmunting op naam van Filips II voort. Maar
al in 1575 voerden de Staten een eigen zilveren
munt in, de Hollandse daalder, die weldra naar
de beeltenis algemeen leeuwendaalder werd
genoemd. Voor het eerst ontbrak iedere ver
wijzing naar de koning. De leeuwendaalder
had een koers van tweeëndertig stuivers, wat
drie stuivers boven de intrinsieke waarde lag.
Dit verschil werd onder de naam 'reserve' voor
de oorlogsvoering bestemd. Ook grote aantal
len oude munten werden versmolten en met
winst tot leeuwendaalders geslagen. Deze om-
574