Mae, o-economische
O
1969
Aandacht voor het buitenland
Het is misschien typerend, dat de macro-eco
nomische verkenning, die het Centraal Plan
bureau elk jaar uitbrengt, telkens opnieuw be
gint met een beschouwing over het buitenland,
die bovendien van jaar tot jaar uitvoeriger
wordt. Nog altijd is Nederland een handelsland
van betekenis, het heeft een zeer groot achter
land voor het weg- en rivierverkeer, en voor de
zeeverbindingen heeft het Rotterdam als de
grootste haven ter wereld, groter dan Antwer
pen, Londen of New-York. De omvang van het
handels- en dienstenverkeer tussen ons land
en het buitenland blijkt enigszins uit het feit,
dat de som van onze in- en uitvoer voor het
jaar 1969 wordt begroot op meer dan tachtig
miljard gulden, bij een nationaal inkomen van
bijna negentig miljard gulden.
De invloed van de wereldhandel
Het is daarom niet te verwonderen, dat het
Planbureau onder de gegevens, die voor ons
land van belang zijn, steeds als eerste factor
de groei noemt, die het komende jaar wordt
verwacht in de omvang van de wereldhandel,
voor zover die voor ons land van belang is. Na
de conjunctuurverzwakking die zich in 1966
voordeed in Duitsland - het land dat onze
grootste handelspartner is - volgde in 1967
een snel en sterk herstel van de buitenlandse
vraag, die zich, hoewel iets langzamer, in heel
1968 voortzette. De groei in het voor ons land
belangrijke deel van de wereldhandel kon
daardoor voor het nu lopende jaar op 9 pro
cent worden begroot. Een zeer hoog percen
tage, dat echter in 1969 waarschijnlijk zal zak
ken tot 7 procent. Een oorzaak daarvan is, dat
zowel Engeland als de Verenigde Staten intus
sen maatregelen hebben getroffen om hun in
voer te beperken.
De invloed van tragere handelsgroei
De betekenis voor ons economisch leven van
die geringere groei in de buitenlandse handel
kan men aflezen uit een tweetal tabellen. Zou
de wereldhandel niet groeien met zeven, maar
met slechts vijf procent, dan zou dat leiden tot
een geringere stijging van de particuliere con
sumptie, tot een veel geringere stijging van
de bedrijfsinvesteringen, en vanzelfsprekend
tot een kleinere toeneming van onze uitvoer.
516