Wanneer gaat men sparen?
DE INVLOED VAN DE RENTE OP HET AANBOD VAN SPAARKAPITAAL
Enquêtes
Wie de invloed bestudeert van de rente op
het aanbod van spaarkapitaal, is praktisch
aangewezen op de resultaten van daarover
gehouden enquêtes. Men kan wel theoretische
bespiegelingen opzetten betreffende indirecte
samenhangen tussen beide factoren, maar de
rechtstreekse invloed van een hogere rente
op het spaarvolume kan men slechts achter
halen in de particuliere huishoudingen zelf.
Ook uit de totaalcijfers van de besparingen
kan men die invloed niet aflezen, omdat het
feitelijke verloop van de besparingen mede
afhangt van allerlei bijzondere factoren.
Enkele exacte gegevens
Toch zijn er heel wat exacte cijfers te ontlenen
aan diverse onderzoekingen die tussen de ja
ren 1959 en 1964, met name in Duitsland, zijn
gehouden. Daarin werd allereerst nagegaan
of de geënquêteerde wist, welke rentevergoe
ding hij van zijn besparingen kon verwachten.
Uit een in 1959 gehouden enquête bleek, dat
men op dit punt drie groepen kon onderschei
den, namelijk de groep van hen die geen
spaarrekening aanhielden, de houders van
een postspaarboekje, en de houders van an
dere spaarboekjes. De heersende rentevoet
was in de eerste groep slechts bekend aan
een kleine minderheid. Daarentegen was de
rentevergoeding wel bekend bij 50 procent
van de houders van postspaarboekjes en bij
70 procent van hen die een ander spaarboekje
hadden.
Merkwaardigerwijze bleek uit de resultaten
van dit onderzoek, dat over het geheel geno
men noch de leeftijd van de ondervraagden
noch de grootte van hun inkomen of van hun
schulden invloed had op hun kennis van het
renteniveau. Zelfs was geen samenhang te
vinden tussen hun wetenschap omtrent de
rente en de mate van hun spaarzaamheid.
De meer ontwikkelden en geschoolden waren
echter wel beter geïnformeerd dan de minder
ontwikkelden. Ook belanghebbenden, zoals
zelfstandigen en leidende functionarissen in
het bedrijfsleven, waren in het algemeen beter
op de hoogte dan anderen. Maar dynamische
en vitale personen waren in het algemeen om
trent de geldende rentevoet slechter geïnfor
meerd dan theoretische types en minder dyna
mische, bangere of zwakkere mensen. Van
grote invloed was ook de hoogte van het
spaartegoed van de geënquêteerden; daarbij
vormde het bedrag van 2.000 DM enigszins
een barrière. Bij dit bedrag nam de kennis van
449