Voor onze lezers, en vooral voor hen die werk zaam zijn bij een van onze aangesloten ban ken, is het passend, dat zij een oordeel hebben over het in veler ogen enigszins 'vreemde' beeld, dat op 8 december van het vorige jaar bij de voorgevel van het nieuwe bankgebouw werd onthuld. Is dat eigenlijk wel een echt kunstwerk? Is het wel een 'beeld'? Of is zo'n gewrocht niets anders dan een duur stuk aan stellerij van de maker? Zulke vragen hoort men stellen en vooral onze plaatselijke banken hebben recht op een antwoord op die vragen. De benaming 'beeld' doet aan gelijkenis den ken, terwijl toch in lang niet elk beeldhouw werk gelijkenis te vinden is. Want de beeld houwer hoeft niet te werken naar een model, hij kan ook iets maken dat op zichzelf mooi is, zonder dat het op iets anders lijkt. Eigenlijk is het merkwaardig, dat nagenoeg iedereen bij een schilderij of beeldhouwwerk onmiddellijk vraagt 'wat het werk voorstelt'. Er kan ook schoonheid liggen in het spel van vormen of lijnen, zoals dat door een beeldhouwer of schilder in zijn werk wordt gelegd, zonder dat het gemaakte gelijkenis met iets anders ver toont. Men kan een kunstenaar alleen leren kennen uit zijn werken: men moet zijn werken zien. En vooral van een kunstenaar, die in zijn werk wijze en in zijn stijl een snelle groei heeft door gemaakt, moet men meerdere werken kennen om die ontwikkeling enigszins te kunnen vol gen. Daarom hebben wij bij dit artikel een achttal foto's gevoegd, waaruit men zich enigs zins een beeld kan vormen van de ontwikke ling die zich in het werk van Toon Slegers vol trok Het zijn foto's van de volgende werken: Koe (1957), Paard met kind (1958), Dode kraai (1959), Haan in brons (1963), Haan in steen (1963), Drie figuren (1965), Compositie (1967) en Expansie (of Vlucht) (1967). Zij vormen een kleine, maar alleszins representatieve keuze uit zijn werk, dat in totaal waarschijnlijk al meer dan tachtig werken omvat. Aan de koe, een bronzen beeld dat één meter twintig hoog en twee meter lang is, kan men zien dat Toon Slegers in 1957 - naast meer abstract werk - ook zuiver natuurlijk werk maakte, hoewel ook hier al een zekere ver eenvoudiging en stilering in de afbeelding te bemerken is. Slegers geeft de werkelijkheid graag enigszins schematisch weer, ontdaan van de minder belangrijke bijkomstigheden, in een beperkt aantal grote vlakken of lijnen. Men ziet dat duidelijk aan de gestrekte poten van het dier en aan de praktisch rechte ruglijn, die bovendien een zekere spanning tot uit drukking brengt in het blijkbaar loeiende dier. Op de vraag, waarom een beeldhouwer de weergegeven werkelijkheid vereenvoudigt, antwoordt Slegers, dat elke leerling in het vak begint met een zo nauwkeurig mogelijke weer gave van alle finesses die hij ziet. Dat is ook nuttig, want daardoor leert hij het materiaal en de instrumenten te beheersen. Maar de op die manier tot in alle bijzonderheden uitgewerkte beelden kunnen soms gauw vervelen en dat komt door hun 'perfectionisme' en door hun volledigheid, die voor de eigen fantasie van de toeschouwer geen ruimte overlaat. Zulke beelden zijn wellicht technisch goed uitge voerd, maar ze doen leeg en enigszins doods aan. Ook Slegers zelf heeft dat stadium door gemaakt, maar al werkend leerde hij hoe prak tisch elk object globaal op een simpeler ma nier en juist daardoor markanter is weer te geven dan hij oorspronkelijk deed. Zo'n groei maakt elke beeldhouwer door: als leerling 367

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 5