gebleven. De bezetting per bedrijf bedraagt nu
gemiddeld 1.6 arbeidskrachten.
Bedrijfsomvang weinig gegroeid
Bezien wij naast de spectaculaire ontwikkeling
van mechanisatie in de landbouw, de toene
ming van de bedrijfsomvang als middel tot
schaalvergroting, dan moeten wij constateren,
dat er in dit opzicht nog niet veel is bereikt.
Sinds 1950 is de gemiddelde grootte van het
bedrijf slechts opgelopen van 11 tot ongeveer
14 hectare. Om een vergroting van betekenis
te bereiken zal nog een aanzienlijk aantal be-
drijfshoofden de landbouw moeten verlaten.
Dr. Maris verwacht dat in 15 a 20 jaar het aan
tal bedrijven gehalveerd zal moeten worden.
Uit het artikel van dr. Maris blijkt verder, dat
de landbouwmachines bij loonwerkers drie a
viermaal zoveel gebruikt worden als de ma
chines van landbouwers zelf. Er schuilt een
overcapaciteit in het machinepark van veel
landbouwers. Schaalvergroting zal deze over
capaciteit verminderen.
Vergrote gezinsbedrijven
Dr. Maris ziet het vergrote gezinsbedrijf met
een vaste arbeidsbezetting van een of twee
man en een beperkt aantal bedrijven met meer
arbeidskrachten, als de aangewezen weg om
tot verbetering van de landbouwstructuur in
ons land te komen. Deze mening is interessant
in verband met de structuurontwikkeling van
de landbouw in de Europese gemeenschap.
Voordat deze bedrijven tot stand kunnen ko
men, dat wil zeggen voordat de arbeid en
machines op dergelijke wijze volledig bezet
zijn, is een aanzienlijke vergroting van de be
drijfsomvang nodig. Bij de structuurverande
ring zullen de loonwerkers, bedrijfsverzor-
gingsdiensten en intensieve vormen van on
derlinge samenwerking een grote rol spelen.
En juist omdat er zoveel niet aan de toekom
stige eisen aangepaste bedrijven zijn, gelooft
dr. Maris in modern opgezette eenmansbe
drijven, die hun eigen arbeid en kapitaal op
doelmatige wijze zullen weten aan te vullen
met bovengenoemde mogelijkheden.
De heer Maris tracht te achterhalen, welke om
vang de diverse bedrijfsonderdelen moeten
hebben om de arbeid op economisch verant
woorde wijze aan te wenden bij een goede,
vaste uitrusting per dier of per hectare. In de
veredelingssector ligt de economisch verant
woorde grootte van het bedrijf voor varkens
op 250 mestvarkens of 35 fokzeugen, bij kip
pen op 5.000 leghennen of 12.000 slachtkui-
kens. Voor de melkveehouderij kan men als
rationele omvang denken aan 35 melkkoeien
en 25 hectare grasland. Voor de akkerbouw
is het moeilijker de optimale bedrijfsgrootte
te bepalen. Hier hangt veel af van de samen
werking met loonbedrijven en andere bedrij
ven. Zonder die samenwerking moet een
graanbedrijf toch altijd 40 hectare groot zijn;
voor suikerbieten en consumptie-aardappelen
ligt de minimale omvang op ongeveer 20
hectare.
Tuinbouw
De mechanisatie in de tuinbouw is veel minder
ver voortgeschreden dan in de landbouw, on
der andere doordat de kwaliteit van het pro-
dukt van veel grotere betekenis is dan in de
landbouw. Verder is het machinaal oogsten
403