'Compositie', die Slegers maakte in 1967. Van dit werk is minder duidelijk 'wat het voorstelt', het is nog meer dan de vorige werken een lijnenspel. Toch kan men er vrij gemakkelijk een schip uit halen. De verticale delen doen daarbij denken aan drie masten met zoiets als een zeil. Ook hier vindt men weer dat element van snelheid, dat Toon Slegers in zoveel wer ken - vooral in zijn 'Vluchten' - legde, en dat enigszins in strijd is met het gevaarte zelf dat zwaar en traag is, en dat zich tegen snelheid verzet. Ook de 'Expansie' dateert van 1967. En ook daarin ziet men diezelfde tegenstellingen tus sen de wil-naar-omhoog en de logheid van de materie. Dat het gevaarte vliegt is te zien aan de uitgeslagen vleugels en aan de opgaande lijnen in het hele beeld, zowel in de vleugels als in de romp. De tegenstribbelende zwaarte van de stof is tot uiting gebracht in de nek, die aan een voorhistorisch monster kon toebe horen, de muil, die van een nijlpaard kon zijn, en in een zware schouderpartij - die overigens alleen aan de voorkant goed te zien is. De Expansie' vertoont een minder grote rijk dom aan vormen dan bijvoorbeeld de 'Drie figuren' of de bovengenoemde 'Compositie'. Het werk is de aanduiding van een rustiger thema. Toch vindt men ook hier verrassende grilligheden in de vormen, zoals die voor Slegers' werk typerend zijn. Zo is - zoals reeds opgemerkt - door een tweede vleugel aan dezelfde kant de vleugelslag gesugge reerd. Aan de andere kant niet. Waarom niet? Vermoedelijk om eenzelfde reden waarom een dichter blonde krullen niet altijd 'gouden' krullen noemt. En waarom zit de linkervleugel zoveel lager? Dergelijke vragen zijn moeilijk te beantwoorden, maar zeker is dat de beeld houwer door symmetrie een element van saai heid in zijn werk zou hebben ingevoerd. De dunheid van de vleugels is enigszins aangege ven door gaten, die bovendien de lichtval op de lagere gedeelten ten goede komen. Ook in de romp zijn gaten aangebracht die de massi viteit van het werk onderbreken en die de vormen in het beeld verrijken. Het zijn een soort 'binnen'-contouren, die eenzelfde gril ligheid vertonen als de buitenste grenzen van romp en vleugel. In dit beeld vindt men iets terug van die blij vende strijd in de wereld, tussen de traagheid en zwaarte van de materie enerzijds, en het voortdurende verlangen van elke mens naar een totale en ideale vrijheidstoestand, waarin geen stof hem meer hindert of afremt. Die tegenstelling is wellicht het meest typerend voor de laatste ontwikkeling in het werk van de Brabantse beeldhouwer Toon Slegers. Compositie (1967) £vl V 373

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 11