Drie figuren (1965) waait. De gedaante links kijkt als verstrooid naar iets buiten het beeld. Eigenlijk ziet men bij elke figuur 'schouders', een 'hals' en een 'hoofd', en met een lichte spot duidt het beeld op de vele - en soms geestige - variaties die er te vinden zijn tussen bijvoorbeeld de men selijke halzen en nekken. Naast een 'zwane- hals' ziet men hier een korte dikke nek en daarnaast een tussenvorm. Dit beeld is een werk, dat in eerste instantie zinloos lijkt en waaraan de meeste mensen een tijdlang moeten wennen, maar na die ge wenning wordt het steeds interessanter, naar mate men het langer ziet. Een van de oorzaken daarvan is, dat het beeld wel veel suggereert, maar slechts weinig natuurgetrouw afbeeldt, zodat het een grote en aangename vrijheid laat aan de verbeeldingskracht van de toe schouwer, waardoor hij aan dit werk steeds nieuwe dingen kan ontdekken. Een grote rijkdom aan vormen biedt ook de 372

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 10