Gewijzigd beeld Spaarbeweging in mei AANTEKENINGEN BIJ DE STATISTISCHE GEGEVENS In de aantekeningen van vorige maand konden wij nog melding maken van het uitblijven van het traditionele financieringstekort in de eerste drie maanden van het jaar. In de maand april is deze situatie belangrijk gewijzigd, enerzijds door een sterke toeneming van de uitzettingen en anderzijds door het iets achterblijven van de middelen- aanwas in vergelijking met de vorige maanden. Het financieringstekort beliep f 32 miljoen tegen f 23 miljoen in april 1967. Over de eerste vier maanden samen bedroeg het f 34 miljoen, te vergelijken met f 55 miljoen in 1967 en 77 miljoen in 1966. Er werd in april voor 70 miljoen aan voorschotten verstrekt, waartegenover 23 miljoen aan aflossingen binnen kwam. In de beide voorgaande jaren beliepen de voorschotverstrekkingen in april f 46 miljoen. De sterke toe neming van de verstrekkingen ligt, evenals in het eerste kwartaal, geheel in de niet-agrarische sector, met name in de woningbouw. De uitstaande kredieten in lopende rekening namen toe met f 8 miljoen, hetgeen normaal is in deze tijd van het jaar in verband met het seizoen in de landbouw. De effectenportefeuille werd uitgebreid met 10 miljoen. In totaal betekende dit een recordtoeneming van de uitzettingen met f 66 miljoen in een maand. Hierbij moet rekening worden gehouden met de invloed die de overneming van een spaarbank te Roermond heeft gehad. Deze invloed bedroeg in totaal f 11 miljoen, te weten f 4 miljoen bij de voorschotten en 7 miljoen bij de effecten. Bij de spaargelden droeg deze overname voor f 11 miljoen bij in het overschot van f 16 miljoen. Zonder de over neming zou het spaaroverschot dus f 5 miljoen hebben bedragen, wat f 5 miljoen minder is dan in april vorig jaar. Dit lagere resultaat komt geheel voor rekening van de stedelijke en verstedelijkte gebieden. De in rekening-courant toevertrouwde middelen namen toe met f 11 miljoen, wat f 4 miljoen meer is dan vorig jaar. Ook in april hadden de gezinsrekeningen hierin weer een belangrijk aandeel. Samen met de toeneming van de deposito's buiten de Stichting Spaarbank met f 7 miljoen betekende dit een stijging van de toevertrouwde middelen met f 34 miljoen, tegen f 15 miljoen in april 1966. In april van dit jaar waren de spaaroverschotten bij de vier traditionele spaarinstellingen iets lager dan in dezelfde maand van het vorige jaar. Er was een enigszins dalende tendens te bespeuren in vergelijking met vorig jaar. In de aigelopen meimaand is die tendens niet doorgegaan. De spaaroverschotten bij de RPS, de algemene spaarbanken en de boerenleenbanken waren nagenoeg gelijk aan die van mei 1967. Bij de raiffeisenbanken was het inlegover- schot zelfs niet onaanzienlijk hoger dan vorig jaar, zoals blijkt uit de hiernaast afgedrukte tabel. 360

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 58