Van hier
De boerenleenbank op de culturele toer
De boerenleenbank heeft een levendige be
langstelling voor verschillende aspecten van
het culturele leven. Tastbare bewijzen hiervan
vormen de vele voorwerpen van beeldende
kunst, die de gebouwen van plaatselijke ban
ken sieren. Ook de centrale bank bevat een
aantal kunstwerken, die niet weinig bijdragen
tot de eigen sfeer van het moderne gebouw.
Het is daarom niet vreemd dat de boerenleen
banken nog op andere wijze bij het culturele
leven betrokken worden. De in Eindhoven ge
vestigde boerenleenbanken bijvoorbeeld zijn
al geruime tijd ingeschakeld bij de verkoop
van plaatsbewijzen voor evenementen in de
Eindhovense Stadsschouwburg. Ook elders in
het land zijn dergelijke regelingen met de
boerenleenbanken getroffen. De directie van
nv Congresgebouw te Scheveningen heeft
daarin aanleiding gevonden, een beroep te
doen op de boerenleenbanken in Den Haag
en wijde omgeving om als verkooppunt te fun
geren voor de verkoop van plaatsbewijzen
van het nieuwe culturele centrum in Scheve
ningen. Op deze manier zullen de plaatselijke
banken service kunnen verlenen aan de be
zoekers van voorstellingen en concerten, die
plaats zullen vinden in het moderne kunst
centrum, dat aan het Churchillplein in Scheve
ningen zijn voltooiing nadert. De in aanmer
king komende boerenleenbanken hebben hun
medewerking toegezegd, in de overtuiging dat
zowel de gemeenschap als de eigen cliënten
346
deze uitbreiding van de dienstverlening op
prijs zullen stellen.
Vermindering van de agrarische
beroepsbevolking
Uit een studie van het Landbouw-Economisch
Instituut omtrent de vermindering van de agra
rische beroepsbevolking blijkt, dat in de pe
riode van 1947 tot 1965 het aantal mannelijke
beroepspersonen in land- en tuinbouw is af
genomen van 500.000 tot 300.000. De afne
ming in de landbouw was in diezelfde periode
veel sterker dan in de tuinbouw, namelijk van
175.000 tot 70.000. Vóór 1956 nam vooral het
aantal arbeiders af; sindsdien is de afvloeiing
van zonen en sinds kort ook van bedrijfs-
hoofden in sterke mate toegenomen, en wel
zodanig dat jaarlijks de vermindering van alle
drie de categorieën ongeveer gelijk is, en neer
komt op 3.500 a 4.000 personen per jaar. Tot
1975 wordt een gemiddelde daling van het aan
tal mensen in de landbouw van 3 procent per
jaar verwacht, veroorzaakt door een daling
van 4 procent in de landbouw en van 1 procent
in de tuinbouw. Het aantal bedrijfshoofden zal
in sterkere mate gaan dalen, terwijl ook het
aantal arbeidskrachten in loondienst kleiner
zal worden. In 1975 zal nog maar tweederde
deel van het aantal land- en tuinbouwarbei-
ders van 1965 in deze sector werkzaam zijn.
Verwacht wordt ook, dat het aantal seizoen
krachten sneller zal dalen dan het aantal ar
beiders dat het gehele jaar doorwerkt. De ge-