Stroomversnelling AANTEKENINGEN BIJ DE STATISTISCHE GEGEVENS Het eerste kwartaal van 1968 heeft voor de banken in onze organisatie een stroomversnelling meegebracht in de groei van vrijwel alle onderdelen van hun bedrijf. Deze stroomversnelling werd gedeeltelijk veroorzaakt door de overneming van een tweetal spaarbanken in januari van dit jaar. Ook indien men de invloed daarvan, die zowel bij de uitzettingen als bij de middelen rond f 20 miljoen bedraagt, buiten beschouwing laat, is de toeneming van de groei frappant. Er werden in het eerste kwartaal voor f45 miljoen meer vaste uitleningen verstrekt dan in 1967. Deze toeneming was vooral een gevolg van de grote vraag naar woningbouwleningen, die ten dele veroorzaakt werd door de nieuwe subsidiemaatregelen. Op de kredieten in rekening-courant werd minder getrokken dan in voorgaande jaren. Ook de effectenportefeuille werd sterk uitgebreid, vooral met pandbrieven van de Boeren-Hypotheekbank. In totaal namen de uitzettingen in de eerste drie maanden toe met 138 miljoen, tegen 82 miljoen vorig jaar. De eigen uitzettingen van de boerenleenbanken belopen daarmee 2.840 miljoen en zullen binnen niet al te lange tijd de 3 miljard bereiken. De in de vorm van spaargelden aan onze banken toevertrouwde middelen vertoonden in het achter ons liggende kwartaal een stijging van 93 miljoen, te vergelijken met 67 miljoen in de overeenkomstige periode van 1967. Rekening houdend met de reeds genoemde invloed van de overneming van een tweetal spaarbanken is deze toeneming niet bijzonder groot. De sterke groei van de middelentoeneming was vooral te danken aan de in reke ning-courant toevertrouwde gelden. Deze namen, vooral dank zij de gezinsrekeningen, toe met f 32 miljoen tegen een daling met f 12 miljoen in het eerste kwartaal van 1967. Daarnaast vertoonden ook de deposito's buiten de Stichting Spaarbank een toeneming van 12 miljoen. Vorig jaar daalden zij in dezelfde periode met 6 miljoen. De beschreven ontwikkelingen hielden in dat de middelentoeneming in het eerste kwartaal vrijwel gelijke tred kon houden met de groei van de uitzettingen. Daardoor konden de gezamenlijke aangesloten banken, in tegenstelling tot voorgaande jaren, hun middelenreservoir bij de centrale bank in de eerste drie maanden vrijwel onaangetast laten. Spaarbeweging in april De spaaroverschotten in de maand april zijn nooit erg hoog. Ook dit jaar was dat niet het geval, zoals men kan afleiden uit de hiernaast afgedrukte tabel. De Rijkspostspaarbank noteerde een ontsparing van f 3 miljoen. Het spaaroverschot bij de algemene spaarbanken bedroeg 15 miljoen, te vergelijken met 26 miljoen in april 1967. De raiffeisenbanken boekten een negatief spaarresultaat van f 5 miljoen; vorig jaar hadden zij in april een overschot van f 2 miljoen. Bij de banken in onze organisatie waren de stortingen f 16 miljoen hoger dan de terugbetalingen. Daarbij moeten wij echter rekening houden met 11 miljoen die afkomstig zijn van een overgenomen spaarbank te Roermond. Elimineren wij deze uit de cijfers dan was bij onze banken het resultaat f 4 miljoen lager dan in april 1967. 302

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 64