tuinbouw gezien moet men trachten de produktiviteit van de land- en tuinbouw op te voeren, wat tot nu toe meestal is samengegaan met pro- duktie-uitbreidingen. Op het ogenblik ligt dit echter, gezien de marktsituatie voor diverse produkten enigszins moeilijk, en daarom zal men in de toekomst wegen moeten zoeken om de produktiviteit per man op te voeren, zonder tegelijk de produktie uit te breiden. Men zal het moeten zoeken in sanering en schaalvergroting. Wat dit echter zal betekenen voor de individuele bedrijven is nog niet dui delijk. Aan de hand van cijfers van het Land- bouw-Economisch Instituut constateerde de heer Wellen een tendens tot bedrijfsvergro- ting. Uit de cijfers voor de groententeelt bleek bijvoorbeeld dat het aantal bedrijven bene den de twee hectare afneemt, terwijl dat boven twee hectare toeneemt. Voorts bleek ook, dat het groente-areaal sinds 1960 gestegen is van 35.000 tot 40.000 hectare. De cijfers voor de veeteelt hebben eenzelf de tendens; daar is een vermindering te zien van het aantal bedrijven beneden tien melk koeien en een vermeerdering van het aantal grotere bedrijven. De totale melkproduktie is belangrijk gestegen, niet alleen door de uit breiding van het aantal koeien, maar ook door een verhoging van de produktie per dier. Het toenemend aanbod van agrarische pro dukten zal een zodanige prijsontwikkeling tot gevolg hebben, dat alleen goed georganiseer de bedrijven van voldoende omvang een aan vaardbaar inkomen zullen kunnen halen. Dui delijk is dat veel ondernemers, die geen moge lijkheden meer hebben in de agrarische sector, uit de landbouw zullen moeten vertrekken. Toch is het, volgens de heer Wellen, nog ver wonderlijk dat niet méér boeren gebruik ma ken van de mogelijkheden die het Ontwikke- lings- en Saneringsfonds biedt. Als verklaring hiervoor ziet hij het feit, dat deze ondernemers (zij het dan door zeer hard werken; redactie) er nog steeds in slagen een inkomen te halen van 8.000 gulden tot 13.000 gulden per jaar. De materiële noodzaak wordt vaak overvleu geld door ideële factoren indien men voor de beslissing staat, zijn bedrijf al dan niet te be ëindigen. Een boer is sterk gehecht aan zijn werk- en levenspatroon en hij geeft dit niet zomaar op. Men kan stellen - en dat wordt ook wel eens gedaan - dat het markt- en prijsbeleid te gun stig is. De heer Wellen wilde hierop niet verder ingaan, omdat men deze materie niet zo sim plistisch kan afdoen; hier spelen namelijk fac toren uit het verleden, heden en toekomst een rol. Het is in elk geval sociaal en politiek niet verantwoord om deze bedrijven zo maar te laten verdwijnen. Rationalisering in de land- 273

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 35