De Nederlandse land- en
in Europees perspectief
ALGEMENE VERGADERING 1968
REDE VAN IR. J. W. WELLEN,
DIRECTEUR-GENERAAL VAN DE LANDBOUW
Op de algemene vergadering werd door de
directeur-generaal van de landbouw, ir. J. W.
Wellen, een inleiding gehouden over de land
en tuinbouw in Europees perspectief. Hij was
dankbaar voor de geboden gelegenheid, maar
anderzijds bleek dat hij het moeilijk vond, op
dit moment een beschouwing te moeten ge
ven over de huidige situatie van de land- en
tuinbouw. De heer Wellen schetste allereerst
de resultaten van tien jaar EEG voor de Neder
landse land- en tuinbouw en hij constateerde
dat het handelsverkeer als gevolg van de EEG
sedert 1958 was verdrievoudigd. In de agrari
sche sector heeft hiervan vooral de tuinbouw,
waarvoor geen ingewikkelde marktregelingen
nodig bleken, geprofiteerd. Was de waarde
van de export van verse groenten in 1958 nog
178 miljoen gulden, in 1966 beliep zij reeds
525 miljoen gulden. Voor de fruitteelt ligt de
situatie iets minder gunstig.
Ook de varkenshouderij heeft zeker goede
vruchten geplukt van de Europese integratie,
dit in tegenstelling tot de eier- en zuivelsector,
waar de situatie veel onduidelijker ligt. In
dit verband zag de heer Wellen de toeneming
van de bevolking en van de koopkracht als
factor, die de afzetmogelijkheden gunstig zul
len kunnen beïnvloeden.
Binnenkort is, aldus de inleider, een afsluiting
van het markt- en prijsbeleid te verwachten.
Daarnaast zullen nog regelingen tot stand
moeten komen op veterinair gebied, op het
gebied van plantenziekten enzovoort. Met een
markt- en prijsbeleid en met de bovengenoem
de aanvullende regelingen zijn we er echter
nog niet, aldus de heer Wellen.
Daarnaast zal sterk de nadruk op het struc
tuurbeleid gelegd moeten worden. Dit is echter
voor de EEG-landbouwministers en voor de
afzonderlijke landen een moeilijke zaak. Men
dient zich af te vragen of op korte termijn hier
voor een oplossing is te vinden. Structureel
272