de bedrijvigheid bij de boerenleenbanken, die deze in staat stelt de activiteiten op te voeren zonder dat dit gepaard gaat met een evenredige stijging van de kosten bij de boerenleenban ken zelf. Wanneer wij over schaalvergroting spreken, denken wij in het algemeen aan het stichten van meer bijkantoren of aan het over nemen van andere bedrijven dan wel aan fu sies. Er vindt echter ook een onzichtbare schaalvergroting plaats doordat steeds meer werkzaamheden op administratief gebied van de boerenleenbanken naar de centrale bank worden overgeheveld en doordat de centrale bank in toenemende mate ook op andere ter reinen assistentie verleent aan de boerenleen banken, zoals de advisering over kredietverle ning, de publiciteit, het verzorgen van relaties met bedrijven en instellingen inzake de uit voering van betalings- en spaarregelingen, enzovoort. Een en ander betekent voor de centrale bank echter dat, zoals reeds gezegd, een kostenstij ging moet worden aanvaard, die niet kan wor den gedekt uit stijgende bedrijfsontvangsten. Die kostenstijging komt tot uitdrukking in de uitbreiding van het personeel. Voorts komt die kostenstijging tot uitdrukking in de lasten die verbonden zijn aan het onderhoud van gebou wen en inventaris. Daarbij hoeven wij niet al leen te denken aan de betere huisvesting van de centrale bank in Eindhoven, maar eveneens aan de vestigingen van de centrale bank in Arnhem, Breda, Haarlem, Roermond en Rotter dam, die reeds bestaan, en voorts ook aan eigen vestigingen van de centrale bank die op het punt staan gerealiseerd te worden, zoals te Alkmaar en Zwolle. Daarbij zit de bedoeling voor, zo dicht mogelijk in de buurt van de boe renleenbanken steunpunten te hebben, ten einde de boerenleenbanken steeds meer te kunnen begeleiden en steunen bij de uitvoe ring van hun werkzaamheden en bij de uitbrei ding van hun activiteiten. De administratiekosten geven een voortduren de stijging te zien door de uitbreiding van de administratieve werkzaamheden, waarvoor meer automatische apparatuur ingeschakeld moet worden. Daarmee was alleen in het jaar 1967 een bedrag van ruim f 900.000 gemoeid, dit is f 500.000 meer dan in het voorgaande jaar. Voorts ontstonden er voor de centrale bank eenmalige kosten in verband met de deelneming in de nv Bankgirocentrale en in de ontwikkeling van het betaalchequeproject. Daarmee waren extra uitgaven gemoeid tot een bedrag van 250.000. Betaalcheques en spaarverkeer Dat wij hiermee op de goede weg zijn bewijzen de cijfers. Bij de boerenleenbanken zien wij een nieuw betalingsverkeer in de particuliere sector ontstaan op de gezinsrekeningen. Per eind maart 1968 waren bij de boerenleenban ken reeds 105.000 gezinsrekeningen geopend met een daarop verantwoord tegoed van 79 miljoen. Per eind april waren door ons aan cliënten van aangesloten boerenleenbanken reeds zeventigduizend betaalpassen uitge reikt en meer dan een miljoen betaalcheques. Gemiddeld komen er thans bij de centrale bank vijfduizend betaalcheques per dag ter verre kening binnen. De betekenis van dit nieuwe betalingsverkeer in de particuliere sfeer neemt met de dag toe. Voor onze boerenleenbanken hebben wij het opmerkelijke resultaat kunnen constateren dat er, in tegenstelling met andere jaren, in het 264

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 26